Jacobus, - naam van twee apostelen: 1) J., de grootere of oudere (Major) bijgenaamd, zoon van Zebedeüs en Salome, oudere broeder van den apostel Johannes, was vóór zijn roeping visscher. Met Petrus en Johannes vormde hij den nauweren kring van Jezus’ meest vertrouwde leerlingen, die bij enkele bijzondere gelegenheden in diens tegenwoordigheid mochten zijn. De beide zonen van Zebedeüs ontvingen van Jezus den bijnaam Boanerges. Dat J. in de gemeente van Jeruzalem een aanzienlijke plaats innam, kan blijken uit het feit, dat hij nog vóór Petrus gevangen genomen werd door koning Herodes Agrippa I, die hem, om zich de gunst der Joden te verwerven, in 42 door het zwaard liet ombrengen te Jeruzalem, Hand. 12 : 2. Volgens de legende, welke evenwel eerst omstreeks de 9de eeuw voorkomt, zou de h. J. naar Spanje gekomen zijn en bevindt zijn graf zich te Santiago (= St.
Jacobus) de Compostella; over de beroemde bedevaarten naar deze plaats zie SANTIAGO DE C. In de R.-K. kerk wordt de feestdag van den h. J. 25 Juli, in de Grieksche 30 April gevierd. — 2) J., de jongere of kleinere (Minor) bijgenaamd, zoon van Alfeüs of Klopas en zekere Maria, Mt. 10 : 3 27 : 56, Mk. 15 : 40, 16 : 1, Lk. 6 : 15, Joh. 19 : 25, Hand. 1 : 13. Zie ook JAKOB. — 3) een van de „broeders des Heeren”, aanvankelijk niet instemmend met Jezus werd hij later geloovig in hem. Na Petrus’ vertrek werd hij voorzitter van de Christengemeente te Jeruzalem en ontving van de Joden, bij wie hij om zijn wettische gestrengheid in eere was, den bijnaam de rechtvaardige, Euseb. K.G. II, 23, 5-7. Hij had veel Joodscher neigingen dan Paulus, die met zijn Judaïsme in botsing kwam.
Als „zuilapostel” had hij veel invloed op het apostelconvent. Men zag in hem een Nazireeër. Hij werd als martelaar van de tinnen des tempels geworpen en gesteenigd omstr. 62 n. C. Jozefus, Oudh. XX, 9,1. Hij wordt vermeld Mt. 13 : 55, Mk. 6 : 3, Hand. 12 : 17, 15 : 13, 21 : 18, 1 Kor. 15 : 7, Gl. 1 : 19, 2 : 9,12.