Injectie - het inbrengen van geneesmiddelen in lichaamsholten of in weefsels. Tot de eerste behooren het lavement, het inbrengen van vloeistoffen in de scheede, de urinebuis, den neus, de gehoorgang, enz., hetzij om deze holten of kanalen uit te spoelen of om er geneesmiddelen in te brengen. Van de tweede groep is verreweg de voornaamste de onderhuidsche inspuiting. Hierbij is het doel om vloeistof onder de huid te brengen en ze vandaar uit te doen opnemen in den lymphestroom resp. in den bloedstroom, om zoodoende een algemeene werking te krijgen.
Bij een sterk bloedverlies kan men op deze wijze een groote massa vocht, physiologische zoutoplossing, onder de huid brengen en daarmede het gevaarlijke vochtverlies bij de bloeding met goed gevolg bestrijden (hypodermoclyse). Zeer veel wordt de onderhuidsche inspuiting gebruikt voor het toedienen van sterk werkende geneesmiddelen als kamfer, digitalis, strychnine, morphine. Deze toedieningswijze heeft belangrijke voordeelen tegenover de toediening door innemen. In de eerste plaats kan men de toe te dienen hoeveelheid veel nauwkeuriger doseeren en in de tweede plaats krijgt men een veel snellere en promptere werking. Vandaar dat in dreigende gevallen de i. van geneesmiddelen op haar plaats is. Het apparaat waarmede de i. wordt uitgevoerd bestaat uit een klein spuitje met een verdeeling erop om de hoeveelheid te bepalen en een scherpe holle naald, die door de huid wordt gestokenin het onderhuidsche bindweefsel. Het wondje, dat hier door gemaakt wordt, is niet van beteekenis. Men kan ook vochten onmiddellijk in het bloedvaatstelsel brengen door een vene onder de huid aan de prikken en hier in te spuiten (intraveneuze i.) of dieper in de spieren (intramusculaire i.).