Hypochlorieten - zouten van het onderchlorigzuur HOCl. Van dit zuur, waarvan vooral de natrium- en calciumzouten technische beteekenis hebben, wordt bereid door inwerken van chloor op de overeenkomstige basen. De oplossingen hebben oxydeerende eigenschappen. — Technisch wordt natriumhypochloriet gemaakt, en wel door electrolyse zonder diaphragma van een 10% natriumchlorideoplossing. Waar men bij de bereiding van chloor en natriumhydroxyde de toestellen zoo construeerde, dat de anode- en kathode-vloeistoffen angstvallig gescheiden bleven, is hier juist een deugdelijke vermenging van beide vloeistoffen een vereischte, aangezien immers het hypochloriet juist gevormd wordt uit het anodische chloor en het kathodische hydroxyde.
Bovendien is het noodig, de vloeistof in voortdurende beweging te houden, waardoor de opbrengst per toegevoerde hoeveelheid electrische energie stijgt, en voor behoorlijke afkoeling zorg te dragen, ten einde te voorkomen, dat chloraten worden gevormd. Er zijn verschillende types van apparaten in gebruik gekomen, sinds Kellner en Hermite de eerste praktische oplossingen gaven. Zij onderscheiden zich vooral door de keuze van het electroden-materiaal en de wijze van voortbeweging van den electrolyt.
De zeer veel gebruikte Kellner-bleekelectrolyseur, waarvan een afbeelding hierbij gaat, bestaat uit een trog van zuurvast aardewerk, waarin een aantal electroden zijn geplaatst, bestaande uit platina-iridiumdraad, gewikkeld op glazen platen. Tusschende eerste en de laatste wordt een zoodanig spanningsverschil aangebracht, dat tusschen elk opeenvolgend paar ongeveer 5 volt spanning heerscht. Elke tusschen-electrode fungeert dan aan den eenen kant als anode, aan den anderen kant als kathode. Per d.M.2 electrodenoppervlakte passeert een stroomsterkte van 8-15 Ampère. De electrolyt, een 10% keukenzoutoplossing, liefst geklaard door toevoeging van harszeep en chloorcalcium en filtreeren, treedt den electrolyseur door de bodemopeningen a en b binnen, stijgt tusschen de electroden omhoog, en ontwijkt door de sleuven c en de kanalen d naar een koelbak, en wordt vandaar weer naar een volgend element gepompt, totdat zij een voldoende gehalte aan hypochloriet heeft verkregen. Hoewel het mogelijk is, langs dezen weg sterkere oplossingen te krijgen, gaat men in de praktijk hoogstens tot een gehalte van 3% aan werkzaam chloor, aangezien boven die grens het stroomrendement (d. i. de verhouding van de geproduceerde hypochloriet tot de hoeveelheid toegevoerde electrische energie) al te ongunstig, en het procédé dus te duur wordt. Bij den eveneens zeer veel gebruikten electrolyseur van Haas en Oettel, zijn de platina-electroden vervangen door platen van speciaal gepraepareerde grafiet, terwijl de voortbeweging van de vloeistof niet door een pomp wordt bewerkt, doch door de kathodische waterstofontwikkeling. In de laatste jaren treedt ook een electrolyseur van Siemens-Schuckert zeer op den voorgrond, met grafiet-kathode en platina-anode, terwijl de vloeistof hier zigzagsgewijze door de verschillende naast elkaar, in één bak gebouwde, cellen stroomt.
Tegenover de vroegere bleekmethodes met chloorkalk, biedt deze electrolytische bleek onmiskenbare voordeelen. De chloorkalk toch, een vaste stof, die bij het bewaren in kwaliteit sterk achteruitgaat, moest in water worden opgelost, waarbij niet altijd behoorlijk kon worden voorkomen, dat nog enkele vaste stukjes zwevende bleven, welke dan een hoogst verderfelijken invloed op het te bleeken weefsel uitoefenden. Nu is de bleekvloeistof steeds van gelijkmatige samenstelling, en dus beschadiging uitgesloten. Bovendien wordt van de vloeistof niet meer gemaakt, dan overeenkomt met de behoefte. Ook in prijs staat de electrolytische bleekvloeistof, mits met moderne electrolyseurs bereid, niet meer bij de oude chloorkalkloog in het nadeel. Zij verdringt dan ook deze laatste hoe langer hoe meer bij het bleeken van garens en weefsels, en in de papierindustrie.
Ook het gebruik van electrolytisch bereide hypochlorietoplossingen voor de sterilisatie van drinkwater neemt in de laatste jaren voortdurend toe. De bacterie-doodende werking ervan is n.l. zeer groot. Een groot bezwaar van de methode is echter gelegen in het feit, dat juist de goede, noodige hoeveelheid moet worden toegevoegd, overeenkomende met het gehalte aan oxydeerbare organische stoffen in het water, maar ook vooral niet meer, aangezien het water anders een hoogst onaangenamen smaak verkrijgt. Niettemin is het hypochloriet in urgente gevallen, zooals bij het leger te velde, een zeer bruikbaar desinfectans voor drinkwater bevonden. Ook voor wonddesinfectie heeft sinds eenigen tijd het hypochloriet toepassing gevonden.