Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hersenzenuwen

betekenis & definitie

Hersenzenuwen - Uit de hersenen en den hersenstam komen 12 paar zenuwen te voorschijn, die door openingen aan de schedelbasis de schedelholte verlaten en zich in hoofdzaak aan het hoofd, den hals en aan de ingewanden vertakken. Van deze zenuwen zijn er drie zuivere zintuigzenuwen, namelijk de eerste, de reukzenuw (N. olfactorius), de tweede gezichtszenuw (N. opticus) en de achtste de gehoor- en evenwichtszenuw (N. octavus). De zenuwdraden voor het smaakorgaan verloopen in de zevende en de negende zenuw.

Van de overige zijn er vijf (nl. 3, 4, 6, 11 en 12) uitsluitend bewegingszenuwen, de overige (5, 7, 9,10) zijn gemengd. De hersenzenuwen zijn:

1. N. olfactorius. De zenuwdraden beginnen in het reukslijmvlies, dat zich in het bovenste gedeelte van de neusholte bevindt, dringen door de zeefplaat en treden dan in de reukkwab van de hersenen. — 2. N. opticus. Het begin ligt natuurlijk in het netvlies. Vandaar gaan de zenuwdraden door de oogzenuw, komen in de schedelholte, ondergaan een gedeeltelijke kruising in het chiasma (zie GEZICHTSORGANEN, HALFZIEN) en verdwijnen in het voorste gedeelte van de vierheuvelplaat. Het centrum voor de oogzenuw ligt in het achterhoofdsgebied (zie HERSENEN). — 3. N. oculomotorius of gemeenschappelijke oogzenuw, die tusschen de hersenstelen te voorschijn komt, naar de oogkas verloopt en alle oogspieren verzorgt met uitzondering van de bovenste schuine en de buitenste rechte oogspier. 4. N. trochlearis, katrolzenuw, die uittreedt achter de vierheuvelsplaat en zich naar de bovenste schuine oogspier begeeft.— 5. N. trigeminus, drielingzenuw. Deze bestaat uit een bewegingszenuw (portio minor) en een gevoelszenuw (portio major), is dus evenals elke ruggemergszenuw, gemengd. De plaats van uittreding is op het midden van de Varolsbrug. De bewegingszenuw gaat naar de kauwspieren, de spieren van den mondbodem en een spiertje in het oor (spanner van het trommelvlies).

Dit gedeelte sluit zich tegen den derden tak der gevoelszenuw aan. Het sensibele (gevoels-) gedeelte gaat eerst in een grooten zenuwknoop het ganglion van GASSER over en komt daar met zijn drie takken uit. Dit zijn: a. een oogtak, ramus ophthalmicus, die naar de oogholte en de huid in de omgeving van het oog gaat; een bovenkaakstak, ramus maxillaris, die de tanden en kiezen in de bovenkaak en de huid van de wang verzorgt, en een benedenkaakstak, ramus mandibularis, die het slijmvlies van het voorste deel van de tong en van de wang, de tanden en kiezen in de onderkaak en de huid onder de mondspleet van gevoelsdraden voorziet. Verschillende anastomosen bestaan met andere hersenzenuwen. — 6. N. abducens, buitenste oogspierzenuw, die achter de Varolsbrug te voorschijn komt en zich naar de buitenste rechte oogspier begeeft. — 7. N. facialis, gelaatszenuw. Deze zenuw is gemengd. Het motorische (bewegings-) deel gaat naar de mimische gelaatspieren en enkele kleine spieren in de omgeving en in het oor. Het sensibele deel voert in hoofdzaak smaakdraden en begeeft zich grootendeels als chorda tympani naar een tak van den trigeminus en daarmede naar het tongslijmvlies. — 8. N. octavus, gehoorzenuw. Dit is een zuivere zintuigzenuw, die de draden van twee zintuigen voert.

Het eene deel, de N. cochlearis, de slakkenhuiszenuw, is de eigenlijke gehoorzenuw, de andere, de N. vestibularis, voorhofszenuw is de zenuw van het evenwichtszintuig (zie GEHOORORGANEN). — 9. N. glosso-pharyngeus, tongkeelzenuw. Deze zenuw treedt achter de Varolsbrug te voorschijn, is gemengd en begeeft zich naar het slijmvlies van het achterste gedeelte van de tong en de keel en naar de spieren van den wand van de keelholte. Bij de gevoelsdraden voor de tong loopen tevens een aantal smaakdraden. — 10. N. vagus, zwervende zenuw. Naast de vorige te voorschijn komende vertakt deze gemengde zenuw zich in hoofdzaak aan de ingewanden.

De bovenste takken gaan naar de spieren en het slijmvlies van het strottenhoofd, de volgende naar den slokdarm, het hart (met takken uit het sympathische zenuwstelsel) en eindelijk naar de maag en het darmkanaal. — 11. N. accessorius, woordelijk bijkomende zenuw. Met een groot aantal draden komt deze zenuw uit het ruggemerg, gaat daarmede door het achterhoofdsgat in de schedelholte, verlaat deze weer door het for. jugulare (met de 9e en 10e zenuw en de inwendige halsader) en begeeft zich naar twee spieren in den hals, nl. de schuine halsspier (M. sterno-cleido-mastoideus) en de monnikskapspier (M. trapezius). — 12. N. hypoglossus, ondertongzenuw, geheel bewegingszenuw en wel voor alle spieren van de tong.