opticus
(G.,), het zien betreffend; bv. nervus opticus = oogzenuw.
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
Jozef Verschueren (1930)
('optikus) m. (...ci) (spr. si) [Lat.] kenner of vervaardiger van optische zaken nl. 1. gezichtkundige. 2. maker (en verkoper) van brillen en andere optische instrumenten.
Dr. Ch. Bles (1929)
(nervus), de gezichtszenuw, het 2e paar hersenzenuwen, ontspringt met drie wortels uit de hersenen. De beide gezichtszenuwen vormen nog in de schedelholte door gedeeltelijke kruising harer vezels het z.g. chiasma, en begeven zich daarna door een opening in den achterwand der oogkassen naar het oog, waar haar vezels zich in het netvlie...
Herman Pinkhof (1923)
(ὄψις, het zien), 1. betrekking hebbende op het zien, bijv. nervus, tractus, thalamus opticus; 2. brillenverkooper, opticien. Opticus-atrophie, vgl. Atrophia n. optici.
dr. H. Pinkhof (1923)
1. betrekking hebbende op het zien, bijv. nervus, tractus, thalamus opticus; 2. brillenverkoper, opticien. Opticus-atrophie, vgl. Atrophia n.optici.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: