Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Henegouwen

betekenis & definitie

Henegouwen - (Fransch Hainaut), prov. van België; 3.722 K.M.2, 1.247.000 inw. (1912). Het Zuidelijk deel, hoofdzakelijk ten Z. van de Sambre gelegen, behoort tot de Ardennen (landschap Fagne) on verheft zich tot 342 M.; ten N. hiervan ligt de strook met de productieve steenkolenformatie, met de beide rijke steenkolenbekkens van Charleroi en de Borinage (om Bergen). Het overige H. behoort tot het heuvelland van midden-België, dat hier o. a. doorstroomd wordt door de Schelde en haar zijrivieren Dender, Senne en Haine. Aan de laatste rivier dankt de provincie haar naam.

Het zeer vruchtbare heuvelland is een belangrijk land- en tuinbouwgebied ; verbouwd worden o. a. tarwe, suikerbieten en vlas ; verder allerhande vruchten en groenten ; de veeteelt levert paarden, de mijnbouw in de eerste plaats steenkool, verder ijzer, bouwsteen (bij Ecaussines). Belangrijke industrie van ijzer, glas, suiker, enz. Vooral het mijngebied heeft een dicht net van spoorwegen. De internationale hoofdwegen Parijs-Maubeuge—Brussel—Nederland en die langs het Sambre en Maasdal gaan door H., zoodat het in vele oorlogen het terrein van den strijd geweest is, o. a. in 1914. De rivieren zijn door kanalen met elkander verbonden. Hoofdstad is Bergen (Mons). — Geschiedenis. Bij het begin van onze jaartelling was H. bewoond door de Kelt. Nerviërs, die door Julius Caesar onderworpen werden.

Doorsneden door belangrijke verkeerswegen, geraakte ’t landschap tot bloei. Verschillende vondsten wijzen er op, dat tal van Romeinen zich hier gevestigd hadden. Deze ontwikkeling eindigde echter door de invallen van Germ. stammen, welke, begonnen in de 2e helft der 3e eeuw, gaandeweg het land in een woestenij hebben veranderd. Nadat Stilicho de Rom. troepen van de Noordgrens van Gallië had teruggeroepen, konden de Salische Franken zich zonder moeite van ’t land meester maken (± 430), dat van dien tijd af een onderdeel vormt van het Frankische rijk. Tijdens de regeering der Merovingers werd hier een gouw gevormd, die in ’t N. begrensd werd door de Haine, in ’t Z. door de Schelde (pagus Hainoensis genoemd naar de Haine). ’t Christendom, dat in de 3e eeuw tijdens de Rom. heerschappij hier reeds was doorgedrongen maar door de invallen der Germanen verdwenen was, werd in de 7e en 8e eeuw opnieuw verkondigd. De welvaart begon zich onder het Frank, bestuur te herstellen, totdat in de 9e eeuw de invallen der Noormannen ’t land teisterden, ’t Landschap, dat tot dusver onder verschillende graven had gestaan, vormde in ’t midden der 9e eeuw één graafschap (comitatus Hainoensis). Een der voornaamste graven van dit graafschap is geweest Reginar Langhals (gest. 915). In ’t bezit van een groote macht door zijn goederen, welke verspreid lagen in Oost-België, bestreed hij met succes koning Zwentibold van Lotharingen, zoodat hij na diens dood (900) gelden kan als heer van ’t land tusschen Maas en Schelde.

Zijn zoon en opvolger Gislebert (915—939) was genoodzaakt ’t oppergezag van Hendrik I van Oost-Frankenland te erkennen (925, zie LOTHARINGEN). Toen echter Otto I koning van ’t 0Fr. rijk was geworden, beproefde Gislebert van een opstand in ’t rijk gebruik te maken om zich aan diens gezag te onttrekken. Hij kon zich echter niet handhaven, werd bij Andernach verslagen (939) en kwam op de vlucht om ’t leven. De familieleden van Gislebert, die hun zetel hadden te Mons (of Bergen), werden gedwongen ’t gezag van Otto I te erkennen, die in deze streken Koenraad den Roode tot hertog had aangesteld. Toen deze in opstand kwam, steunde de kleinzoon van Reginar Langhals, Reginar III, den koning. Koenraad werd gedwongen ’t land te verlaten, waarvoor hij wraak nam door met Hongaren terug te keeren en ’t land te verwoesten. De hert. waardigheid werd door Otto niet aan Reginar III verleend, maar aan zijn eigen broeder Bruno, aartsb. van Keulen, terwijl de koning in de verschillende bisdommen zijn aanhangers benoemde. Hiertegen kwam Reginar III in verzet, maar hij kon zich niet handhaven.

Hij werd door Otto afgezet, terwijl H. kleiner werd gemaakt door van Valenciennes een afzonderlijk markgr. te vormen (± 955). Eerst door een afstammeling van Reginar Langhals, Herman, is Valenciennes weer aan H. toegevoegd (1039). Na zijn dood wist Boudewijn van Vlaanderen, die met Herman’s vrouw Richilde was gehuwd, den wettigen erfgenaam van de opvolging uit te sluiten en zich van ’t gezag meester te maken (1067). Toen in 1071 na den dood van haar zoon Arnulf diens oom Robert de Fries zich van ’t gezag in Vlaanderen meester maakte, beproefde Richilde H. te behouden voor haar zoon Boudewijn, hetgeen haar met steun van den bisschop van Luik gelukte, maar waarvoor zij leenhulde moest doen aan den bisschop. Deze leenverhouding van H. tegenover Luik is blijven bestaan tot 1408. Ruim een eeuw zijn H. en Vlaanderen gescheiden gebleven. In 1091 volgde Boudewijn V, die in 1188 ook ’t markgr. Namen had verworven, in Vlaanderen op, zoodat er zich nu een belangrijke staat had gevormd, die bijna al ’t land tusschen de zee en de Maas omvatte.

Door ’t bezit van Vlaanderen, veranderden de graven, die tot dusver de Hohenstaufen krachtig hadden geteund en daarvoor ook begunstigd waren, van politiek. Zij treden voortaan op tot steun van de Welfische partij (zie NEDERLAND). Toen Boudewijn VI op den 4en kruistocht was omgekomen (1202) volgde hem zijn dochter Jeanne op, die gehuwd was met Ferrand van Portugal. Deze beproefde de uitbreiding van de Fransche macht te verhinderen en sloot zich daarom aan bij Jan zonder Land van Engeland. Verslagen bij Bouvines (1214) moest hij ’t gezag van den Franschen koning erkennen.

Na den dood van Jeanne volgde haar zuster Margaretha op, die eerst gehuwd was geweest met Bouchard van Avesnes en later met Guy van Dampierre. Toen nu Margaretha aan de zoons uit ’t huw. met Guy de opvolging in Vlaanderen en Henegouwen wilde verschaffen, kwamen de zoons uit ’t huw. met Bouchard in verzet. Aan dezen strijd kwam een eind, toen bij scheidsrechterlijke uitspraak van paus Innocentius III en Lodewijk IX, aan de Dampierre’s Vlaanderen en aan de Avesnes H. werd toegewezen (1246). In 1280 kwam Jean van Avesnes aan de regeering in II., die geh. was met Aleida van Holland en na den dood van Jan I van Holland ook in dit graafsch. opvolgde (1299).

Van dit jaar af zijn de lotgevallen van H. verbonden geweest aan die van Holland, dat door de Avesnes als zwaartepunt van hun macht werd beschouwd. — Litt. : Duvivier, Recherches sur Ie Hainaut Ancien ; L. Van der Kindere, La Formation territoriale des princ. beiges au moyen-âge II.