Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Helios

betekenis & definitie

Helios - (Gr.), de Romeinsche Sol, de zonnegod, zoon van den Titan Hyperion en Thea, broeder van Seléne en Eos, die bij Homerus ’s morgens uit den O. oceaan ten hemel opstijgt en ’s avonds in den W. oceaan neerdaalt. Hij is de god, die alles ziet en alles hoort. Op Trinacrië (Sicilië) had hij schoone kudden van schapen en ossen, die hij door zijn dochters Phaethüsa en Lampetie liet weiden. Op vele plaatsen in Griekenland werd H. vereerd, bovenal te Rhodus, waar zijn 70 ellen hooge colossus stond.

Hem was de waakzame haan gewijd en bij voorkeur werden hem witte dieren, als lammeren en paarden, geofferd. De latere tijd verwarde H. met Phoebus Apollo en liet hem op een gouden wagen met een vlammensnuivend vierspan er voor, uit zijn schitterend oosterpaleis den hemel beklimmen, om in zijn westerpaleis weder af te dalen en vandaar des nachts in een gouden boot naar ’t oosten terug te keeren. — H.' wordt meestal met zijn vierspan afgebeeld, zoo op den oostgevel van het Parthenon, een in Troje gevonden metoop (van c. 300 v. Chr.) en het fries van het altaar te Pergamon. Zonder zijn paarden ziet men hem op reliefs uit den cyclus van Mithras, maar dat beeldhouwwerk heeft gewoonlijk met kunst niet veel gemeen.

< >