Halfdoordringbare wand - Wand, die wel water doorlaat, maar niet in water opgeloste stoffen, b.v. zouten. Een dergelijke h.w. kan b.v. worden verkregen door een poreuzen pot van onverglaasd porselein eerst met een oplossing van kopersulfaat te drenken, ze om te spoelen en vervolgens te vullen met een oplossing van kaliumferrocyanide. Er vormt zich dan in de poriën in den wand van den pot een laagje koper ferrocyanide. Water kan hierdoor gefiltreerd worden, doch wil men er b.v. een suikeroplossing door filtreeren, dan wordt alleen het zuivere water doorgelaten, terwijl de suiker achterblijft.
Dergelijke h.w. werden het eerst door Pfeffer (1877) gebruikt voor het onderzoek van den osmotischen druk. Wordt een pot, zooals zooeven beschreven, met een oplossing van kopersulfaat gevuld, gesloten, en van een verticale glazen buis voorzien, vervolgens in zuiver water geplaatst, dan zal het water van buiten door den h.w. in den pot dringen en in de buis opstijgen tot een zoodanige hoogte als overeenkomt met den osmotischen druk van het opgeloste kopersulfaat. De hoogte, waartoe de oplossing in de buis opstijgt, is dientengevolge evenredig aan de concentratie der zoutoplossing.
Doordat er andere gedeeltelijk doorlaatbare wanden bestaan, die metaalzouten wel doorlaten, evenals het oplosmiddel, heerschte er op dit gebied groote ver. warring, totdat het Pfeffer gelukte inderdaad h.w. te vervaardigen, die de metaalzouten tegenhielden. Zoo laten b.v. dierlijke blaas, lijm, perkamentpapier wel opgeloste metaalzouten door (kristalloïden), evenals het oplosmiddel, doch vele organische stoffen (kolloïden) worden er niet door doorgelaten. Hierop berust de dialyse, teneinde deze stoffen van elkaar te scheiden.