Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Gorter

betekenis & definitie

Gorter - (Herman), Nederl. letterkundige, zoon van Simon Gorter, geb. 1864 te Wormerveer. Studeerde inde klassieke letteren te Amsterdam, promoveerde in 1889op een proefschrift over Aeschylus. Hij nam spoedig een belangrijke plaats in onder de 80-ers door zijn groot gedicht Mei, dat eerst in „De N. Gids” werd afgedrukt en ondanks den niet te miskennen invloed van Shelley en Keats een zeer oorspronkelijke en eigen schepping is. Nog individualistischer zijn zijn Verzen, waarin meer nog dan in Mei zeer vrij met rijm en rythme wordt omgegaan, hetgeen vrij wat bestrijding wekte.

Daarna wijdde Gorter zich vooral aan de wijsbegeerte, hij vertaalde de „Ethica” van Spinoza (1895). Zijn wijsgeerige inzichten verbeeldde hij in verzen in De school der Poezie (1897). Een nieuwe faze in zijn kunstloopbaan ontstond, toen hij overging tot het socialisme en hij zich vooral ten doel stelde „gemeenschapskunst” te geven. In deze periode ontstonden Een klein heldendicht (1906),dat een werkstaking behandelt, en Pan (1912), dat tot onderwerp heeft de bevrijding der menschheid door de socialistische maatschappij. Toen de S.D.P. ontstond sloot hij zich bij deze partij aan en was hij eenigen tijd redacteur van „De Tribune”.

In het maandblad „De Nieuwe Tijd”, mede onder zijn redactie, schreef hij letterkundige studiën o.a. over Shelley. Van zijn propagandistische geschriften noemeen wij: De grondslagen der sociaal-democratie (1906), Marxisme en Revisionisme (1907), Het Historisch-materialisme aan arbeiders verklaard (1909), Het imperialisme, de wereldvrede en de sociaal-democratie (1914). In 1916 verscheen een herdruk van al zijn dicht werken, door hem zelf verzorgd en herzien. Hij woont sinds jaren te Bussum.

< >