Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Getuigschrift

betekenis & definitie

Getuigschrift - De werkgever is verplicht bij het eindigen der dienstbetrekking den arbeider op diens verlangen een g. te geven. Het bevat een juiste opgave omtrent den aard van den verrichten arbeid en den duur der dienstbetrekking, alsmede, doch alleen op bijzonder verzoek van dengene aan wien het getuigschrift moet worden uitgereikt, omtrent de wijze, waarop de arbeider aan zijne verplichtingen heeft voldaan en de wijze, waarop de dienstbetrekking geëindigd is; heeft de werkgever de dienstbetrekking echter zonder het aanvoeren van redenen doen eindigen, dan is hij slechts gehouden zulks te vermelden, zonder verplicht te zijn de redenen zelve mede te deelen; heeft de arbeider de dienstbetrekking onrechtmatig doen eindigen, dan is de werkgever gerechtigd zulks in het g. te vermelden. De werkgever, die weigert het gevraagde g. af te geven, die in het g. tegen beter weten onjuiste mededeelingen opneemt, of die het g. van een kenmerk voorziet, bestemd om aangaande den arbeider eenige mededeeling te doen, welke niet in de bewoordingen van het g. is vervat, is zoowel jegens den arbeider als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.

Elk beding, waardoor deze verplichtingen des werkgevers worden uitgesloten of beperkt, is nietig (art. 1638aa B. W.). — Misleiding, door den arbeider gepleegd bij het aangaan der dienstbetrekking, door het vertoonen van valsche of vervalschte g. geldt als eene dringende reden, op grond waarvan de werkgever den arbeider onverwijld kan ontslaan (art. 1639p B. W.). — Het valschelijk opmaken of vervalschen van een g. van goed gedrag, bekwaamheid, armoede of andere omstandigheden, met het oogmerk om het te gebruiken of door een ander te doen gebruiken tot het verkrijgen van eene indienststelling of tot het opwekken van welwillendheid en hulpbetoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar. Met dezelfde straf wordt gestraft hij, die opzettelijk gebruik maakt van eenig zoodanig valsch of vervalscht getuigschrift als ware het echt en onvervalscht (art. 230 Sr.).