Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-12-2018

Frederik, (pruisen)

betekenis & definitie

Frederik, (pruisen) - naam van verschill. koningen van Pruisen. F. I (1701-1713) (zie F. III VANBRANDENBURG), trad naar buiten nietkrachtig op. In den Noorschen oorlog kon hijde neutraliteit van zijn rijk niet doen eerbiedi-gen. Zijn verkwistingen brachten de financiënvan den Staat deerlijk in de war.

Het gevolgvan dit alles was, dat het aanzien van Pruisensterk achteruitging. Door erfenis kreeg hij erbij:de landschappen Meurs en Lingen (uit denalatenschap van Willem IV van Oranje) (1701),Neurenburg en Valengis (1707), door koopTauroggen, Serrey en Tecklenburg. — F. II(1740—1786), bijgenaamd de Groote, geb.24 Jan. 1711, was de derde zoon van FrederikWillem I. Door zijn ouders hard behandeld,vatte hij ’t plan op te vluchten, hetgeen echtermislukte, waarop hij werd gevangen gezet inKüstrin* (Nov. 1730). Hier werd hij geplaatstop de Kriegsund Domanenkammer, waar hijop de hoogte kwam van allerlei economischevraagstukken. Op zijn belofte te zullen trouwenmet Elisabeth van Brunswijk—Bevern werd hijin vrijheid gesteld. Na zijn huwelijk (12 Juni1733) vestigt hij zich in Rheinsberg, waar hijzich bezig houdt met bestudeering van dekrijgskunde en andere wetenschappen. In dezentijü begint ook zijne correspondentie met Voltaire.Als resultaat van zijne studie schrijft hij in 1738de Antimachiavelli, waarin hij de leerstellingenvan Macchiaveili bestrijdt. In 1740 volgt hijzijn vader op. Zijn doel was Pruisen tot eenmachtigen staat te maken.

Hiertoe besteeddehij al zijn zorgen aan de inrichting van ’t leger,de regeling van de financiën en de bevorderingvan de welvaart, ’t Leger werd vergroot, decavallerie en de artillerie geheel en al nieuwgeorganiseerd. Ten einde dit leger in behoorlijkenstand te kunnen houden, was een goede regelingvan de financiën noodzakelijk. Spaarzaamheidwas de eerste eisch, welken de koning aan zijnambtenaren stelde, terwijl hij de opbrengst derstaatsinkomsten vergrootte door invoering vande regie. Hiervoor werden rechten geheven vangenotartikelen. ’t Batig saldo van de regie werdgestort in de „Dispositionskasse”, die aan het toezicht van den min. van fin. was onttrokkenen waaruit de buitengewone uitgaven werdenbestreden. Ten einde de welvaart te vergrootennam de koning verschillende maatregelen inmercantilistischen geest. De landbouw gingvooruit, doordat de regeering het telen vannieuwe gewassen bevorderde, woeste grondenliet ontginnen en er voor zorgde, dat de boerenvoor hunne granen behoorlijke prijzen kondenmaken. De industrie nam in beteekenis toe,doordat de koning het oprichten van fabriekenaanmoedigde. Porcelein-, papier- en katoenind.ontwikkelden zich.

De bergbouw in Silezië werdbeschermd door ’t instellen van hooge invoer-rechten op Zweedsch ijzer. Ook de handel gingvooruit. De havens Stettin en Emden namen inbloei toe; door den aanleg van kanalen tu schenElbe en Oder werd Stettin met het binnen-land in verbinding gebracht. Handelsverdragenmet Spanje, Frankrijk en de Ver. Staten, kwa-men den handel ten goede. Het nadeel bij ditalles was, dat de Staat te veel wilde regelen,waardoor ten slotte de ondernemingsgeest bij’t volk werd gedood. Belangrijk is ook de binn.wetgeving. Zoo werd het rechtswezen geheelen al gereorganiseerd.

In de Codex Fridericianus(1747) werd een hierarchische indeeling van derecht, macht gevormd, terwijl deze geheel enal onafhankelijk werd gemaakt van de uitv.macht, ’t Wetboek, waarbij ’t recht werd ge-regeld, waaraan gewerkt door de rechtsgeleer-den Carmer en Svarez, kwam eerst in 1794gereed en heeft gegolden tot 1900. Voor kunstenen wetenschappen heeft de koning weinig ge-daan; hij voelde weinig voor de Duitsche litte-ratuur. Tijdens de regeering van F. nam demacht van Pruisen aanmerkelijk toe. Na inde Silezische oorlogen* (1740/42, 1744/45) zijngebied vergroot te hebben met de landschappenSilezië* en Glatz*, wist hij in den Zevenjarigenlandoorlog* (1756—1763) de veroverde land-streken te behouden en de pogingen te ver-ijdelen van Frankrijk, Rusland en Oostenrijkom Pruisen te vernederen. Van dien tijd aftreedt de Pruisische Staat op als groote mogend-heid en rivale van Oostenrijk. Dit ondervondJozef II in 1777, toen zijn poging om zich meesterte maken van Beieren mislukte door de inter-ventie van Frederik II en in 1785, toen de doorden Pruisischen koning opgerichten Fürsten-bund* hem verhinderde Beieren te ruilen tegende Oost.

Ned. Onder Frederik is Pruisen noguitgebreid met Oostfriesland* (1744), waardoordit rijk een belangrijke zeehaven: Emdenkreeg en door de Eerste Poolsche deeling*(1772) West-Pruisen, zonder Dantzig en Thorn.Zijn laatste levensjaren sleet de koning op hetslot Sanssouci, waar hij den 17en Juni 1786stierf (zie PRUISEN). — Litt.: Over Fred. IIbestaat een uitgebreide litt. Genoemd kunnenworden o.a.: Th. Carlyle, History of Frederick IIof Prussia, 6 v. (Londen 1858—65); G. Winter,Friedrich der Grosze, 3 B. (Berl. 1906); R.Koser, König Friedrich der Grosze, 2 B.(Stutt. 1904). — F. III (1888), nam als bevel-hebber van een leger corps deel aan den Prui-sisch-Oost. oorlog van 1866 en den Fransch-Duitschen oorlog van 1870/71. In de politiek stond hij vaak scherp tegenover Bismarck*(zie TRIPLE ALLIANTIE). Lijdende aan eenongeneeslijke keelziekte, volgde hij in Maart1888 zijn vader Wilhelm I* op, den 17en Juni ’88stierf hij reeds.

< >