Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Francken

betekenis & definitie

Francken - 1) Frans, Antwerpensche schildersfamilie, waarvan we slechts Frans noemen (geb. in 1581, overl. in 1642), wiens werken dikwijls niet te onderkennen zijn van die van zijn gelijknamigen zoon (1607-1667). F. schilderde meestal in klein formaat en schijnt de eerste geweest te zijn, die schilderijenmusea met natuurgetrouwe afbeeldingen van de daarin zich bevindende werken weergaf. Naarmate F. een rijperen leeftijd bereikte, gaan zijn stukken zich meer en meer door sterkere kleur (vooral rood) en handige, maar wat gedrongen compositie onderscheiden, later worden de kleuren weer koeler, maar de opstelling der figuren vrijer.

De schilderijen van F. zijn zeer talrijk, men vindt ze in bijna alle musea, in het Rijksmuseum b. v. vijf stuks. — Litteratuur: Thieme-Becker’s Allg Lexik. d. bild. Künstler XII 342-343.

2) Cornelis Marinus, 1820-1900, classiek philoloog, werkzaam als rector te Amersfoort en Leeuwarden, sedert 1856 hoogl. te Groningen, sedert 1877 te Utrecht, sedert 1891 emeritus. Werken: Lat. redevoeringen, bijdragen in het tijdschrift „Miscellanea”, een Gr. spraakleer, Prometheus en Pandora, eene bijdrage tot de kritiek van Hesiodus (1864) en Commnetationes Lysiacae (1865); verder vele critische studiën over Lat. auteurs, vooral Lucilius en Varro, in de „Mnemosyne’’ (1873-1900). Zijn hoofdwerk echter is de monumentale uitgave van M. Annaei Lucani Pharsalia, Lugd. Bat. 1897. Zie verder J. van der Vliet, Levensbericht van C. M. F. in Jaarb. d. Kon. Akad. v. Wet. 1902.

< >