Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Formatie

betekenis & definitie

Formatie - 1) (hist. geol.), aanvankelijk en ook nu nog elk complex van bijeenhoorende aardlagen, echter ook het totaal der afzettingen uit dezelfde periode (krijtf., steenkoolf. enz.).

2) (plantengeographie) noemt men meestal met Grisebad een natuurlijk complex van planten, dat, wat zijn totaal-uiterlijk aangaat, een afgesloten geheel vormt zooals b.v. een weide, een woud, enz. Soms wordt de formatie gekarakteriseerd door een enkele domineerende soort, soms door een verzameling van soorten, die echter een gemeenschappelijke eigenaardigheid hebben wat hunne aanpassing aan uitwendige omstandigheden of hun levenswijze betreft. Andere auteurs huldigen afwijkende opvattingen. Voor hen heeft de floristische samenstelling geen beteekenis, alleen de eenheid der levensvoorwaarden heeft waard 3) (krijgskunde). De f., waarin een verband van oorlogsschepen vaart, zal bepaald worden door het doel, waarmede zij gevormd is. Naar het doel kunnen de f.’s dan ook in twee hoofdsoorten worden onderscheiden, nl. de gevechtsformaties en de marschformaties. Naar den vorm kunnen zij worden onderscheiden in liniaire formaties en vlakformaties. Het doel van elke gevechtsf. is: het gebruik der wapenen mogelijk te maken met een maximum uitwerking op den vijand.

Naarmate in den loop der tijden de bewapening der schepen veranderde, ziet men de gevechtsformaties zich wijzigen. Bij de roeigaleien werd de breede zij ingenomen door de roeiers met hunne riemen; de zijden waren dus de zwakste gedeelten van het schip. Het hoog opgebouwde voorschip was het krachtigst. De galeien waren voorzien van een ram of snebbe. Hunne gevechtsf. was dan ook een frontale. Met de ontwikkeling der zeilschepen verdween de ram; het voorschip werd bijna geheel door boegspriet en voorzeilen ingenomen, terwijl roerpen etc. oorzaak waren, dat ook op het achterschip weinig kanonnen opgesteld konden worden. De grootste kracht kon thans in de breede zij ontwikkeld worden. Alsnu werd de kiellinie de logische slagf., die zich gedurende bijna twee eeuwen handhaafde.

Door de ongeveer gelijktijdige verschijning van ram en pantsering verminderde gedurende eenigen tijd de waarde, die men aan het kanon als wapen toekende, belangrijk. De ram werd geruimen tijd als hoofdwapen beschouwd en het succes, door den Oostenrijkschen admiraal Tegethoff in den slag bij Lissa met dit wapen behaald, droeg hiertoe zeer veel bij. Het gevolg was dan ook, dat naar slagorden gezocht werd, waarbij het voorschip op den vijand gericht was en de schepen elkander tevens zoo goed mogelijk konden ondersteunen, zonder dat dit ten koste van de voor het gebruik van den ram zoo noodzakelijke bewegingsvrijheid ging. In de frontlinie was de onderlinge ondersteuning het best verzekerd, maar zij ontnam veel aan de bewegingsvrijheid der schepen, terwijl door hare groote uitgebreidheid, in verband met het feit, dat de ram een wapen was voor zeer korte afstanden, concentratie van kracht op één punt der vijandelijke linie onmogelijk was. Defensief was het dus een goede f., offensief niet. Daartoe moest de f. een grootere diepte hebben en zoodoende ontstonden de wig- en carré-f.

De invoering der torpedo maakte het probleem der gevechtsf. nog moeilijker, zoodat in die periode— de 2e helft der vorige eeuw — de meeningen zeer tegenstrijdig waren. De latere gevechten en zeeslagen hebben echter duidelijk aangetoond, dat de aitillerie als hootdwapen slechts tijdelijk verdrongen was, en kwam men dus terug op de liniaire formaties. De formatie eener linie wordt bepaald door de lijn, die men zich denken kan over de schepen en door den hoek, dien deze lijn maakt met de koersrichting. Bij de frontlinie is deze hoek 90°, bij de kiellinie 0°. Hiertusschen liggen de verschillende flankformaties of geflankeerde liniën.

Aan de marschformaties worden geheel andere eischen gesteld dan aan de gevechtsformaties. Voor eerstgenoemden zijnde hoofdeischen veiligheid bij de navigatie en gemakkelijkheid om de schepen te beveiligen tegen aanvallen van het torpedo-materieel. Verder kan als eisch gesteld worden, dat de overgang van de marschformatie in de gevechtsformatie vlug moet kunnen geschieden. Is de verkenning niet betrouwbaar bijv. uit gebrek aan daarvoor geschikte, kleine, snelloopende vaartuigen, of bij slecht zicht, dan wordt de gevechtsformatie als marschformatie gebruikt. Zie overigens Marine Rundschau 1907, Die Taktik des Admiral Fournier, en Inleiding tot de Maritieme Strategie en zeetactiek door G. J. W. Putman Cramer.

< >