Eva - (Hebr. chawwa). Vlgs. Gen. 3,20 hangtdie naam samen met Hebr. chaj = leven.Anderen denken aan verband met een Semit.woord voor „slang”.
Vlgs. Gen. 3,20 is E. denaam der le vrouw; in Gen. 2,23 heet de levrouw issja, d.i.: mannin. Vlgs. het Genesis-verhaal werd E. door God geschapen uit een ribvan Adam*, werd door de slang verleid omGods gebod te overtreden (zie ZONDEVAL), envan de verboden vrucht te eten, tengevolge waar-van beiden uit het Paradijs werden verdreven,en aan allerhande lijden en aan den dood onder-worpen.