Entropie - grootheid, die eene uiterst belangrijke rol speelt in de thermodynamica. Het verschil der e. van een stelsel in twee verschillende toestanden A en B is gelijk aan de warmtehoeveelheden, telkens gedeeld door de absolute temperatuur (gereduceerde warmtehoeveelheden), die aan het stelsel worden toegevoerd, wanneer het op omkeerbare wijze van den toestand B in den toestand A wordt overgebracht. De tweede hoofdwet van de thermodynamica nu leert; dat bij alle adiabatische omkeerbare veranderingen de e. gelijk blijft, terwijl bij al dergelijke niet-omkeerbare veranderingen (het geval, dat in de natuur feitelijk altijd verwezenlijkt is) de e. steeds toeneemt. De e. van een aan zichzelf overgelaten stelsel streeft naar eene maximumwaarde.
De evenwichtstoestand wordt gekenmerkt door eene maximale waarde der e. Zijn er verschillende maxima der e. (b.v. bij verschillende allotrope toestanden), dan beantwoordt het grootste maximum aan den meest stabielen evenwichtstoestand; de andere zijn dan in mindere mate stabiel. Door Boltzmann is de e. in verband gebracht met de waarschijnlijkheid van het optreden van zekeren toestand (waarbij de laatste bepaald kan worden door het aantal mogelijkheden van den beschouwden toestand), en wel is door hem gesteld, dat de e. evenredig is met den logarithmus der toestandswaarschijnlijkheid, waarbij de evenredigheidsfactor gelijk is aan twee derde deel van de vermeerdering der kinetische energie van één molecule bij 1° temperatuurstijging. Door Nernst is het theorema gegeven, dat alle gecondenseerde systemen bij het absolute nulpunt der temperatuur gelijke e. hebben, en wel de waarde nul.
