Dynastieën, - 1) in de Egypt. geschiedenis; de Eg. priester Manetho (± 300 v. Chr.) heeft in zijn geschiedwerk de lange reeks der hem bekende Eg. koningen (van Menes, ± 3400, tot aan de laatste verovering door den Perzischen koning Artaxerxes III, 343) in 30 d., vorstenhuizen, ingedeeld. Later werden de laatste koningen der Perzen tot Alexander den Groote, als 31e d., er aan toegevoegd. Manetho’s indeelingen zijn vaak willekeurig, en vooral in den oudsten tijd geheel onvoldoende. Maar zijn indeeling is nu eenmaal vast ingeburgerd in alle hedendaagsche beschrijvingen der Eg. geschiedenis.
De periode vóór Menes’ troonsbestijging wordt de vóór-dynastische genoemd. De 26 d. van Menes tot aan de verovering van Egypte door Kambyses (525) worden in enkele groepen samengevat. Zie EGYPTE (Geschiedenis). — 2) in de Babyl. geschiedenis; de Chaldeesche priester Berosus (280 v. Chr.) heeft in zijn geschiedwerk eerst den oertijd behandeld tot aan den zontvloed („432.000 jaren”), vervolgens de „36.000 jaren” van af den vloed tot aan den dood van Alex. den Groote (331). Deze 2e periode deelt hij in 7 d. in. Een meer gedetailleerde overlevering is bewaard in de zgn.
Koningslijsten, in het Babylonisch (soms in ’t Sumerisch) geschreven. Deze lijsten spreken van „het koningschap van Kisj”, „van Babel”, enz., daarbij telkens de residentie der opperkoningen vermeldend; zie BABYLONIË. En zoo spreekt men ook thans van de „1e d. van Babel” (2225-1926), enz. Zie verder TIJDREKENING.