Dolci (Carlo en Agnese), Italiaansche schilders, vader en dochter (Carlo, geb. 1616, gest. 1686, beiden te Florence; Agnese, gest. 1689). De dochter bootste, naar men zegt, haars vaders schilderijen na. Een eigen werk van haar hand is wellicht een het brood zegenende Christus in het Louvre. — Carlo D. is de laatste meester van naam der Florentijnsche school. Het oudste van hem bekende stuk (portret van een jongen man in de Galleria Pitti te Florence) werd reeds op 14-jarigen leeftijd geschilderd en D. bleef tot zijn dood toe zeer vruchtbaar, zoodat het begrijpelijk is, dat zijn werken talloos zijn.
Veelal stellen ze Christus, de Madonna of heiligen voor; portretten zijn zeldzamer, ’t Meest bekend zijn de H. Caecilia (Dresden) en Ecce Homo (Galleria Pitti te Florence, copieën in verschillende musea). — D. hield zich, in tegenstelling met de meeste Florentijnen van zijn tijd, vrij van Romeinsche invloeden (daar heerschte toen de mode van groote, hartstochtelijk bewogen altaarstukken en muurschilderingen) en trachtte het ideaal van hoogste gevoeligheid in kleine stukken, meest slechts een halve figuur, te bereiken. Hem kenschetsen overdreven sentimenteele vrouwenkoppen en van gevoel overstroomende martelaarsfiguren, die voor modernen smaak weinig aantrekkelijks hebben, maar in D.’s tijd volkomen passen. — Litteratuur: Thieme-Becker’s Allgem. Künstlerlexikon IX 384—388.