Doetinchem - in de streek zelf Deudekum (en niet Deutekom) genoemd, is ontstaan op een der gunstigste plekken aan den Ouden IJsel. Dit riviertje komt daar met een bocht tegen den vasten, wat hooger gelegen wal der zandgronden, terwijl de monding der Slingerbeek een haventje bood voor de scheepvaart, die immers vroeger op elk riviertje gedreven werd. De vaste wal gaf tevens gelegenheid voor een bruggenhoofd; reeds in de 14e eeuw wordt er dan ook van een brug over den IJsel gewag gemaakt. De landwegen van Z.W. en N.0. moesten zich hier dus concentreeren; waar zij den ouden weg langs den IJsel ontmoetten, is de oudste kerk van Doetinchem gebouwd.
De eenvoudige Gotische kerk, die er nu staat, aan de markt, en een vrij hoogen toren draagt, is het eenige belangrijke oude gebouw van het stadje. Vandaar gaan de straten uit, die steeds de meeste levenskracht vertoond hebben in de richting naar Doesburg en naar Terborg (vandaar de langwerpige vorm). D. moet, volgens de overlevering, in de Middeleeuwen heel wat beteekend hebben als handels- en havenplaats; zelfs wordt haar het lidmaatschap der Hanza toegeschreven, wat trouwens een vage eer is. Zeker is bij deze verhalen overdrijving in ’t spel; immers, de plaats is altijd klein van omvang gebleven. Meer dan zij-zelf is in de geschiedenis bekend het klooster Bethlehem, dat in de 15e en 16e eeuw iets ten N. der stad stond, waar nu nog de boerderij „het Klooster” is. Als vesting heeft D. een rol gespeeld in de twisten en oorlogen tot 1672 toe; meestal een kwade rol. Het heeft bovendien geleden door vuur en water. In 1850 bevatte de geheele gemeente (die zich van N. naar Z. nog over ± 2l/2 K.M. uitstrekt) slechts een 2400 inwoners, die voornamelijk leefden van handel, b.v. in hout, eikenschors en boerenlinnen.
Er waren toen nog 4 drukke jaarmarkten. Ook had men eenige fabrieken. Sedert is de plaats weer vooruitgegaan; de mooie omgeving trok renteniers en andere vreemdelingen, wat door den Gelderschen tram en later door de locaalspoorwegen bevorderd werd. De bevaarmaking van den Ouden IJsel bevorderde weer industrie en handel. En de oude Latijnsche school kwam tot buitengewonen bloei door de stichtingen van Van Dijk. (Het Doetinchemsche gymnasium was zelfs een tijdlang op één na ’t grootste des lands). Heden telt de gemeente ± 4600 inwoners, waaronder een vrij groot getal welgestelden, ook wat de buitenmenschen betreft, die benoorden den IJsel meest landbouw drijven en bezuiden den IJsel meest veeteelt. In de hoofdstraten staan verscheidene deftige huizen, ten deele uit de 18e eeuw, evenals het statige stadhuis. Behalve de N. Herv. kerk vindt men er eene Luthersche, een Gereformeerde, een R.-Katholieke en een Joodsche kerk.