Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Creosoteeren

betekenis & definitie

Creosoteeren - bereiding van hout tegen bederf door er creosootolie in te persen. Naar den Engelschen uitvinder Bethel ook wel Bethelleeren genoemd. Vóór de bereiding wordt het hout zooveel mogelijk bewerkt om geen overtollige hoeveelheid te bereiden en omdat gecreosoteerd hout zich bezwaarlijk laat schaven. Het bezaagde of beslagen hout, alsmede ook palen, mits van de schors ontdaan, wordt te dien einde in een 'persketel gebracht, hetgeen eenvoudig geschiedt door middel van rolwagens, welke in den ketel rijden en beladen de vrije ruimte van den ketel zooveel mogelijk benutten.

Nadat het hout in den ketel is gebracht, wordt deze aan het eind door een deksel met pakking luchtdicht afgesloten. Het hout wordt dan z.g. uitgestoomd, hetgeen geschiedt door stoom gedurende ongeveer een half uur onder een druk van 1 a 2 atmosfeer in den ketel te laten, waardoor de poriën van het hout zich openzetten en vuil, ijzel enz. verwijderd wordt. Daarna wordt het water, dat zich ontwikkeld heeft, afgetapt en de ketel luchtledig gezogen door middel van een luchtpomp. Zoodoende ontstaat in het hout ook een zekere graad van luchtledigheid. Alsdan wordt de tot 50 a 70° C. verhitte en daardoor dun vloeibaar gemaakte creosootolie in den ketel gelaten en onder hoogen druk, max. 10 atmosfeer, in het hout geperst. Er wordt zoolang creosootolie ingeperst, tot de voorgeschreven hoeveelheid verwerkt is ofwel tot het hout verzadigd is. De hoeveelheid, voor een goede bereiding noodig, is afhankelijk van de soort en de afmetingen van het hout. In bezaagd naaldhout van normale afmeting kan als minimum hoeveelheid 200 L. per M.2, voor loofhout 150 L. per M geeischt worden.

In de voorschriften daaromtrent door den Rijkswaterstaat gegeven, wordt geëischt 200 L. per M.2 voor grenen- en beukenhout, 175 L. per M.2 voor dennen-en vurenhout en 125 L. per M.2 voor eikenhout. Deze hoeveelheid is echter ook zeer afhankelijk van de soort en den graad van vochtigheid van het hout. De hoeveelheid kan men controleeren door het creosootreservoir voor de bereiding op te nemen en nadat de persketel weer afgetapt is. Soms wordt als eisch gesteld, dat de creosootolie over minstens 1 c.M. diepte in het hout moet zijn gedrongen, welke grens bij poreus hout, b.v. beuken, zeer gemakkelijk te bereiken is. Onmiddellijk na de persing laat men den overdruk langzaam afloopen en nadat men de overtollige creosoot uit den persketel heeft laten afvloeien, wordt deze geopend en het hout eruit verwijderd om plaats te maken voor een volgende hoeveelheid hout.

Gecreosoteerd hout wordt veel gebruikt voor dwarsliggers, beschoeiingen, bruggen en waterwerken. Door het c. is de duurzaamheid van het hout belangrijk verhoogd en ook de weerstand tegen paalworm. Voor werken, waar het hout bijzonder aan bederf is blootgesteld, acht men c. economisch en daar vindt het dan ook, ondanks de vrij hooge kosten veel toepassing. In ons land zijn verschillende inrichtingen voor het c. van hout.

< >