Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Condillac

betekenis & definitie

Condillac (l’Abbé Etienne Bonnot de), Fransch wijsgeer, 1715-80, al vroeg in den geestel. stand opgenomen, werd opvoeder van een prins van Parma, voor wien hij in 1755 een Cours d’Etude in 13 dln. schreef, verkeerde met Diderot en Rousseau, werd lid der Académie en bracht de 12 laatste jaren van zijn leven in kalme rust op zijn buitengoed bij Beaugency door. Zijn eerste geschriften: Essai sur l’origine des connaissances humaines (1746) en het (tegen Descartes, Malebranche, Spinoza en Leibniz gerichte) Traité des systèmes (1749) ademen nog geheel den geest van Locke, tot de kennis van wiens geschriften in Frankrijk zij niet weinig bijdroegen. Maar in zijn hoofdwerk: Traité des sensations (1754) leert hij een zuiver sensualisme, waarin als eenige kenbron de „sensations” (zinnelijke waarnemingen) erkend worden. Evenzoo in zijn Traité des animaux (Amsterdam 1755).

Aangeboren ideeën bestaan er niet. Alle geestl. intellect. werkzaamheid (opmerkzaamheid, herinnering, vergelijken, abstraheeren, oordeelen) wordt door C. uit de zinnelijke gewaarwording afgeleid; zij is niets dan „sensation transformée.” Het geleidelijke ontstaan en zich ontwikkelen der gewaarwordingen maakt C. duidelijk aan de fictie van een menschelijke „statue,” wier afzonderl. zinnen achtereenvolgens ontwaken, eerst de laagste, de reuk, en ten slotte de hoogste, de tastzin, die het eerst de voorstelling eener buitenwereld in ons te voorschijn roept. — Ook de ethiek wordt op een gewaarw., nl. het gevoel van lust en onlust gebaseerd, waaruit na elkaar de behoefte, het verlangen, de hartstochten, het willen ontstaan. Goed en schoon is datgene, wat ons lust bezorgt. — Toch was C. geen materialist; hij houdt aan een soort onstoffelijke ziel vast, een eenheid van bewustzijn, die een (overigens geheel onkenbaar) substraat veronderstelt. En hij leert, dat de dingen op zichzelf geheel anders kunnen zijn, dan zooals wij ze kennen. Ook zondert hij als goed R. Kath. den tijd vóór den zondenval en na onzen dood van zijn theorie uit en erkent God als zedelijk wetgever. — Nog zijn van hem te noemen: Logique (1780) en La langue des calculs, oeuvre posthume (2 dln 1798). De taal wordt door C. verklaard als ontstaan uit schreeuwen, associatie en oefening. — Zijn complete werken zijn te Parijs in 1798, 1803, 1823 respectievelijk in 23, 31 en 16 dln. uitgegeven. — C. heeft op de volgende Fransche en Engelsche filosofie een grooten invloed uitgeoefend. — Vgl. Rethoré, C. ou l’empirisme et le rationalisme (1864); L. Dewaule, C. et la psychologie anglaise contemporaine (1892).