Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Compagnie (noordsche)

betekenis & definitie

Compagnie (noordsche) - Opgericht in 1614 tot uitoefening van de walvischvangst in de Noordelijke zeeën. Die walvischvangst, in het begin der 17e eeuw door onze zeelieden aangevat, was een avontuurlijk bedrijf, dat door zijn ijsgevaren en de moeilijkheden van het werk een goede school geweest is voor Hollandsche zeemanschap. Bij deze onvermijdelijke bezwaren voegde zich nog de booze concurrentie der Engelsche walvischvaarders, die den onzen zooveel mogelijk schade zochten toe te brengen. Organisatie scheen dus geboden, en zoo kwam door den drang der omstandigheden in 1614 de Noordsche Compagnie tot stand.

Ze kreeg, eerst voor 3 jaar, octrooi van de Staten-Generaal voor een gebied, dat zich uitstrekte van Nova-Zembla in het Noord-Oosten tot Straat Davis in het Noordwesten, omvattend Spitsbergen, Bereneiland en Groenland, op voorwaarde evenwel, dat aan elken Nederlander de gelegenheid geboden werd in te schrijven. Evenals bij de O. I. C. kwam ook hier de indeeling in „kamers” voor: Amsterdam, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Sinds eenigen tijd bestond reeds een Zeeuwsche Cie, (Middelburg, Veere, Vlissingen), die hetzelfde bedrijf uitoefende, en voorloopig het recht daartoe behield; in 1607 werd zij met de C. in Holland vereenigd. Ook een kleine C. te Delft, die vischte bij Jan-Mayeneiland, nam de groote maatschappij in 1622 in zich op; eindelijk, in 1636, vereenigden de Friesche reederijen ter walvischvangst zich met de N. C. De Kamers bezaten groote zelfstandigheid: zij werkten met eigen kapitaal, hadden eigen bewindhebbers, eigen schepen en eigen loodsen op Spitsbergen. In het vroege voorjaar (de vangst liep van voorjaar tot najaar) kwam een Generale Vergadering samen van afgevaardigden dier kamers, waarin besluiten werden genomen voor het komende seizoen, en o.a. het aantal uit te rusten schepen, de verdeeling van de vangst en de prijs der traan werd vastgesteld. In dit streven, om door onderlinge samenwerking de concurrentie te vernietigen en dan door regeling van productie en prijzen de markt der aangevoerde artikelen te beheerschen, vertoont do N. C. karaktertrekken van een modern kartel.

De meeste vischolie werd bereid op Spitsbergen, waar het „zomerdorp” Smeerenburg ontstond. De N. C. heeft bestaan tot 1642; toen werd de walvischvangst vrij gegeven. Het bedrijf bloeide in die vrijheid opperbest; in 1667 was het aantal Nederlandsche walvischvaarders 16 maal zoo groot als in de dagen der Compagnie. Eerst in de 18e eeuw verminderde de walvischreederij. — Litteratuur: S. Muller, Geschiedenis der Noordsche Compagnie (Utrecht, 1874); S. Muller, in Sociaal Weekblad 9 en 16 Januari 1897; Kernkamp, in Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XIX; Van Brakel, De Hollandsche handelscompagnieën der 17e eeuw (’s-Gravenhage, 1908).

< >