Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Clausula

betekenis & definitie

Clausula - (Lat.), bet. einde, slot. In de letterk. verstaat men daai onder het naar een bepaalden rhythmus gebouwde slot van een volzin in het proza. Bij de Gr. heeft het eerst Thrasymachus daarnaar gestreefd en het Attische kunstproza der 4de eeuw v. C.(Demosthenes, Isocrates, Plato) is rhythmisch met voorliefde voor den creticus; na Aristoteles mocht het proza slechts rhythmisch, niet metrisch zijn. Natuurlijk treedt de rhythmus vooral in het einde van zinnen of perioden (clausulae) aan den dag. De Asiani toonden een voorliefde voor bepaalde clausulae, gaven daaraan vaste regelen en pleegden de lange lettergrepen veel meer in korten op te lossen dan Demosthenes deed.

Het Rom. kunstproza aanvaardde die Asianische clausulae, toen het tijdens de Gracchen van het Hellenisme afhankelijk werd: de Auctor ad Herennium en daarna Cicero, de voornaamste vertegenwoordiger van het rhythmisch proza. De Atticisten (Brutus, Caesar, Sallustius en later Tacitus) verwiepen de rhythmische compositie. In den keizertijd werd in het Gr. en Lat. proza allengs het proces voltrokken, dat het quantiteerende principe plaats maakte voor het accentueerende, d. w. z. dat alle klinkers even lang werden uitgesproken en het accent, de klemtoon, bij de uitspraak uitsluitend heerschte. Dit was ook het geval in de middeneeuwen, toen het rhythmische zinseinde niet meer clausula, maar cursus werd genoemd.

< >