Carburator - onderdeel van een motor, waarin de brandstof in zeer fijn verdeelden toestand met lucht wordt vermengd, zoodat een ontplofbaar mengsel ontstaat. Het meest verbreide type is de verstuivingscarburator, waarbij de brandstof door een of meer fijne openingen wordt gespoten en zoodoende in fijn verdeelden toestand komt. De verschillende oppervlakcarburators die men gebruikte, toen het automobilisme nog in zijn beginstadium was zijn bijna geheel door den verstuivingscarburator verdrongen. Eene moeilijkheid bij de oppervlak-carburator was deze, dat het vluchtig maken van de brandstof geschiedt, door het strijken van de aangezogen lucht, door de geheele hoeveelheid aanwezige benzine, waardoor die deelen,welke het gemakkelijkst vluchtig worden, het eerst worden meegevoerd, zoodat de benzine in het reservoir steeds zwaarder wordt, en men gedwongen is, gedurende het in gang zijn van den motor, de carburator opnieuw in te stellen volgens de zwaardere brandstof.
Verder is een nadeel, dat de vochtigheid uit de lucht grootendeels als water in den carburator neerslaat, waardoor het onmogelijk is, de oppervlakcarburator voor groote motoren te gebruiken. Wel beeft deze carburator het voordeel, dat de motor zich bijzonder gemakkelijk laat aanzetten. Bij den verstuivingscarburator wordt het benzineoppervlak door een vlotter steeds op constante hoogte gehouden. De verstuivingscarburator bestaat in hoofdzaak uit vlotterhuis en verstuivingskamer. De brandstof komt uit het reservoir, door een pijpje langs een zeef in het vlotterhuis. Hierin bevindt zich de vlotter, die met behulp van een verticaal staande naald geleid wordt.
Aan het deksel van het vlotterhuis zijn bevestigd de balansgewichten, die aan den eenen kant op den vlotter liggen, terwijl de andere kant in een gleuf grijpen van een aan de vlotternaald, bevestigde huls. Het vlotterhuis is door een kanaal met den eigenlijken carburator verbonden. Door de openingen komt de lucht binnen, terwijl ook door de klep supplementaire lucht binnenkomt als de zuiging sterk genoeg wordt. Om een volkomen carburatie te bereiken, wordt bij vele carburatoren de verstuivingskamer door warm water omspoeld, dat boven uit den watermantel van den cylinder door den carburator naar de pomp teruggevoerd wordt. Bij andere constructies wordt hetzelfde doel bereikt, door de aangezogen lucht uit de onmiddellijke nabijheid van de uitlaatpijp weg te zuigen en dan, al naar noodig blijkt, nog met koude lucht te vermengen.