Bramante - (Donato da Urbino), Italiaansch bouwmeester, theoreticus en schilder, geb. omstreeks 1444 te Monte Asdrualdo, gestorven te Rome 1614. Hij werd eerst voor de schilderkunst opgeleid en genoot onderwijs van eenige meesters; genoemd worden: Fra Carnovale te Urbino, wellicht ook van Mantegna en Piero della Francesca, zeker van Vincenzo Foppa, die hem onderwees in de leer der menschelijke proporties. Van zijn vroegste werken als architect is niets met zekerheid bekend; wel werkte Br. reeds in zijn jeugd in Lombardije onder de leiding van Luciano da Laurana, den hofbouwmeester aan het paleis te Urbino (1467—1472). Van zijn wandschilderwerken in den Lombardischen tijd is echter meer bekend: o.a. 1477 figuren van philosopen in het Pal. del Podesta te Bergamo; fresko’s in de Casa Panigaroli te Milaan (thans in het Brera-Museum), andere werken in Milaan, Chiaravalle en in de Certosa bij Pavia, in Bergamo, enz.
Uit dezen tijd dateeren ook heel wat teekeningen, die men hem toeschrijft. — Van zijn bouwwerken noemt men ’t eerst met eenige zekerheid het portaal v. d. Casa dei Mozzanica te Milaan (thans te Taino). In 1479 begon hij om S. Maria presso S. Satiro te Milaan, waarvan vooral de achthoekige, rijkversierde sakristie van veel belang is. Behalve minder belangrijke werken bouwde hij in 1492 — 98 een groot deel van de kerk St. Maria delle Grazie te Milaan, waarschijnlijk ook de sakristie van deze kerk, een gedeelte van het bekende Ospedale Mazziore, eveneens te Milaan, en buiten eenige kerkjes en kapellen nog een reeks van groote particuliere huizen. In 1499 trok hij naar Rome, waar hij, naar ?t schijnt, aanstonds werk kreeg door den paus Alexander VI (monumentaal wapen en fonteinen op groote pleinen). Daarentegen heeft de moderne kritiek een der meest genoemde bouwwerken, die op zijnen naam stonden, van de lijst geschrapt n.l. het groote palazzo der z.g. „Cancellaria”, 1486— 1496, en eenige andere gebouwen, die daarvan, wat den stijl betreft, afhankelijk zijn. De eerste schepping van gewicht te Rome is het kleine ronde tempeltje St. Pietro in Montorio, op de kloosterbinnenplaats van de kerk van dien naam; daarna volgden nog de architectuur der binnenplaats van S. Maria della Pace, 1506, en o.m. het koor van S. Maria del Popolo; eindelijk ongeveer tusschen 1506—’08 het Palazzo Bramante (in de 17e eeuw gesloopt). Onderwijl beginnen reeds de eerste denkbeelden op te komen en worden de eerste plannen ontworpen voor de groote werken, die paus Julius II wilde doen uitvoeren (Vaticaan en groote centrale Pieterskerk in plaats van de oude basiliek van St. Pieter, die daarom moest worden gesloopt). De eerste steen van St. Pieter wordt 1506 gelegd. Aan het Vaticaan schijnt Br. o.a. de architectuur van den Giardino del Pigna en de Loggia’s van den Cortile del Belvedere te hebben uitgevoerd. Van den St. Pieter stonden, toen Br. stierf, de vier groote hoekpijlers van den koepel met de verbindende gordeibogen en een deel van den Zuidel. arm van het Grieksch-kruisvormig gedachte gebouw; een der zijkoepels was reeds gewelfd. In 1506—’07 reisde Br. naar Urbino en Bologna. In 1508 begon hij aan de bevestiging van de haven te Civitavecchia, die Michelangelo voltooide. In Loreto voerde hij eenige wijzigingen en versterkingen om de koepelkerk van Giul. da Sangallo en aan de z.g. Casa Santa uit en leverde hij een ontwerp voor het palazzo Apostolico. Sommigen willen Br. ook aanzien als den eigenlijken ontwerper van de geschilderde architectuur met de groote hooghallen op Raffaels fresco, „De school van Athene’*, in de Stanzen van het Vaticaan. Een groot deel van de beteekenis, die Br. voor de bouwkunst van de periode van hoogsten bloei der Renaissance zou hebben, kan men slechts begrijpen, als men volgt, hoe hij geleidelijk het in Noord-Italië reeds in Romeinschen en oud-Christelijken tijd voorbereide denkbeeld van de koepelkerk met centralen plattegrond heeft helpen ontwikkelen. St. Maria presso S. Satiro, St. Maria delle Grazie, St. Pietro in Montorio wijzen op een trapsgewijs voortgaan en op een langzaam aansturen op zulk een groote oplossing van het gronddenkbeeld, als de St. Pieter zou doen zien. Afhankelijkheid van Florentijnsche werken komt niet ter sprake; daarentegen is deze ontwikkeling niet te denken zonder te rekenen met den indruk, dien de oude kerk van S. Lorenzo te Milaan op den jongen Br. moet gemaakt hebben. In Rome verdwijnt vervolgens de rijke, soms wat al te drukke versiering uit Br.’s werk; daarentegen worden de proporties, wordt de rhythmiek der onderdeden allengs veel strenger. De invloed van de studie der antieke monumenten komt tot volle ontplooiing. De St. Pieter, zooals Br. dien had gedacht, zou een rijk-geleed, zeer regelmatig opgebouwd monument zijn geworden, met een Grieksch kruis tot plattegrond, kleine koepels tusschen de kruisarmen, halfronde afsluiting der 4 beuken en een groote, tamelijk vlakke, aan dien van het Rom. Pantheon herinnerenden koepel. Michelangelo heeft trouwens bij het ontwerpen van zijn nog sterker geconcentreerden plattegrond wel degelijk met het oude plan van Br. gerekend. Ook als technicus, als architectschrijver en als dichter is Br. opgetreden. Een deel zijner geschriften is in 1756 te Milaan verschonen. Vgl. voor de zeer uitgebreide litteratuur Thieme-Becker’s Künstlerlexikon.