Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boos oog

betekenis & definitie

Boos oog. Bij tal van volken bestaat het geloof, dat somm. menschen en dieren het vermogen hebben om door hun blik nadeel toe te brengen door een soort betoovering. Vooral kinderen hebben er van te lijden. Vooral een slepende kwaal, waarvan de oorzaak onvindbaar is (tering b.v.) wordt vaak aan een B. o. toegeschreven; meestal zijn het vrouwen of vrouwel. dieren, die deze geheimzinn. macht bezitten.

Men kan den bezitter soms herkennen aan zekere afwijkingen van de gewone verschijnselen, b.v. een dubbele oogpupil, een kaalhoofdige, een baardelooze, een dwerg, een reus, verschillend gekleurde oogen, enz. Men zon op allerlei voorzorgen, vooral voor die levensperiode, waarin men bijzonder vatbaar was voor de werking van het B. o.: kleine kinderen, zwangere vrouwen, bruiden, enz. Die beschermmiddelen zijn tweeërlei: 1) sterk in ’t oog vallende voorwerpen, die ’t B. o. tot zich trekken, en dus van den mensch afleiden: blinkende voorwerpen, stukjes glas, paarlen, kralen, edelsteenen. Somm. meenen, dat ’t dragen van edelsteenen als versierselen op dit gebruik als afweermiddelen tegen ’t B. o. teruggaat. Al deze dingen worden nat. zichtbaar gedragen, en hebben vaak den vorm van een menschenoog. 2) Onzichtbaar gedragen afweermiddelen: Amuletten* in den vorm van phalli*, godenbeeldjes, ringen, knoopen, halve maantjes, handen (met uitgebreide vingers of de gebalde vuist, waarbij de duim tusschen wijs- en middelvinger doorsteekt). Nog tegenwoordig bestaat het geloof aan het B. o. in de meeste Europ. landen, vooral in Italië, den Balkan, Polen, en somm. deelen van Engeland. F. T. Elworthy, The evil eye, 1895; S. Seligmann, der böse Blick und Verwandtes, 1910.