Boogontlading, vorm van electrische ontlading*, waarbij de negatieve electrode* (de kathode*) zooveel electronen* uitzendt, dat de stroom hoofdzakelijk hierdoor gedragen wordt. Dientengevolge kan de stroom tusschen de electroden ook betrekkelijk sterk zijn. Voor de uitzending van een zoo groot aantal electronen is het noodig, dat de kathode eene hooge temparatuur heeft. Wordt tusschen twee electroden een zeker (betrekkelijk hoog) potentiaalverschil onderhouden, dan heeft de electrische ontlading aanvankelijk het karakter eener glim-* resp. bundelontlading*, waarbij in het gas telkens nieuwe ionen* worden gevormd tengevolge van den stoot der zich met groote snelheid bewegende reeds aanwezige ionen.
Wordt bij die ontlading de kathode zoo hoog verhit, dat ze zelf electronen uitzendt, dan gaat de ontlading over in de vonkontlading*, waarbij tevens tengevolge van het grootere geleidingsvermogen het potentiaalverschil tusschen de electroden sterk afneemt. Bij de b., die in karakter veel overeenkomst vertoont met de vonkontlading, zijn de electroden doorgaans niet ver van elkaar verwijderd, zoodat de stroom voor het grootste deel gedragen wordt door de uit de kathode vrijgekomen electronen. Bovendien speelt hierbij het gas, dat ontstaat door verdamping der electroden, eene belangrijke rol. Dit gas is n.l. tengevolge van de hooge temperatuur en door den stoot van andere ionen geïoniseerd. Do positieve ionen worden door de electrische kracht naar de kathode gedreven, waardoor deze hare hooge temperatuur behoudt, die noodig is voor de uitzending der electronen. Zoodoende wordt een stabiele toestand verkregen. Door plotselinge afkoeling der kathode kan men bereiken, dat de uitzending van electronen ophoudt, en daarmede de ontlading van karakter varandert, resp. geheel ophoudt; het is dan ook zeer gemakkelijk, eene b. „uit te blazen”. Omgekeerd kan ook eene glimontlading door verhitting der electroden overgaan in eene b. Wordt de stroom bij eene b. te sterk, waardoor een te groot stuk der electroden gloeiend wordt, en deze niet meer door haren damp voldoende beschermd worden tegen oxydatie door de zuurstof der lucht, dan heeft eene dergelijke oxydatie plaats, hetgeen gepaard gaat met een sterk sissend geluid. — Tengevolge van de hooge temperatuur der b. zenden de electroden, voornamelijk de kathode, een zeer sterk licht uit.
Hiervan wordt gebruik gemaakt in den electrischen lichtboog*, die veelvuldig toepassing heeft gevonden. Bovendien zendt ook de gloeiende gasmassa, waarin de b. plaats vindt, een sterk licht uit. Gewoonlijk worden electroden van koolstof genomen, de temperatuur der kathode is dan omstreeks 3500° C., die der anode* 2700°. Voor wetenschappelijke doeleinden (spectraalanalyse*) worden wel, hetzij beide electroden, of slechts ééne van beide, van een zeker metaal vervaardigd. In dat geval straalt de b. het licht uit der spectraallijnen* van het betrokken metaal. Ook wel worden tot dat doel de koolelectroden vermengd met een zout van het te onderzoeken metaal, resp. in eene oplossing er van gedrenkt. — Tengevolge van de hoogere temperatuur der kathode neemt deze door verdamping resp. verbranding sneller af dan de anode. Teneinde de lengte der beide electroden bij gebruik van gelijkstroom* gelijkmatig te doen afnemen, moet derhalve de kathode dikker zijn dan de anode; gewoonlijk is zulks bij booglampkolen voor gelijkstroom het geval.