Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bonbon

betekenis & definitie

Bonbon - De naam omvat diverse suiker-,chocolade- en vruchtenlekkernijen, alle van een grootte, die gebruik zonder breken toelaat. Onder de duizenden soorten zijn die van het type: suikerboon, fondant, babbelaar of steek, en vruchtenpastille de voornaamste. De eerste maakt men door bv. amandelen met een (gekleurd) suikerlaagje te bedekken, door gom-oplossing en daarna sterke suikerstroop op de in een draaienden trommel gebrachte amandelen te doen vloeien, bij tusschenpoozen, tot de laag dik genoeg is. De boonen polijsten elkaar bij het draaien.

De laatste laag bevat wat zetmeel en soms kleurstof. — Fondant-suiker smelt in den mond, en kristalliseert niet of zeer fijn; er is glucose in, wat dit effect heeft. Deze b. worden gegoten in vormen, die door indrukken in een laag fijn zetmeel gemaakt zijn. — Babbelaars houden het midden tusschen fondant en gebrande suiker (caramel); suiker en stroop, met de gewenschte smaakgevende stoffen (wat bij alle b. oneindig varieeren kan), worden tot een taai mengsel vereenigd, dat nog door herhaald opnemen, uitrekken en weer opvouwen (machinaal) verder homogeen gemaakt wordt, waarna de uitgerekte streng wordt gesneden op de verlangde grootte. — Vruchtenpastilles worden òf in vormen van suikerpoeder gegoten van een warme vruchtensap- en suikerhoudende massa, òf uit de pasta gedrukt of gesneden. — Er zijn tal van overgangsvormen en combinaties der verschillende b.; zoo kunnen vruchtenpastilles met chocolade overtrokken worden; b. met likeuren enz. gevuld, en alle door vrucht-essences e.d. geparfumeerd, en op willekeurige wijze gekleurd worden. De fabrikatie van b. is in ons land van belang; de industrie is van Franschen oorsprong, zooals de namen veelal aanduiden. Litt. Les aliments sucrés industriels, door L. François.

< >