Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boezem

betekenis & definitie

Boezem - 1.bergplaats voor polderwater. De naam wordt zoowel gebruikt voor het geheel van met elkaar samenhangende slooten en vaarten in een polder, als voor het complex van slooten, vaarten, meren, enz., die dienen tot berging van ’t uit verschillende polders gemalen water, wanneer dit niet direct op het buitenwater kan worden geloosd. Men bedoelt gewoonlijk met b. dit laatste. Rijnlands boezem wordt b.v. gevormd door den Ouden Rijn, Gouwe, Vliet, Does, Braassemer Meer, Zijl, ringvaart van den Haarlemmer Meer, trekvaart LeidenHaarlem, enz.

Alle landen, die hun water op een b. brengen, vormen zijn boezemgebied. Het grootste boezemgebied in Nederland is dat van Frieslands Boezem. De landen van een boezemgebied, die zonder bemaling (meest daar ze hoog genoeg liggen) hun water op den b. laten afstroomen heeten boezemlanden. Zijn zulke boezemlanden zelfs niet door kaden tegen ’t boezemwater beschermd, dan worden ze vlietlanden genoemd en loopen bij hoogen boezemwaterstand onder, wat in Friesland uitgestrekte landen onder water kan zetten.

Het water uit den b. kan gewoonlijk vrij door uitwateringssluizen op het buitenwater (rivier of de zee) afloopen. Is de stand van dat buitenwater ook in normale omstandigheden vaak hooger dan van het boezemwater, dan wordt gebruik gemaakt van windmolens of stoomgemalen om het op het buitenwater te brengen (b.v. stoomgemaal van Schermerboezem te Schardam). Ook wordt het in dat geval wel gemalen van uit den b. op een tweeden b., met hooger peil dan de eerste en waaruit het dan wel op het buitenwater kan afstroomen. Men spreekt dan van een lagen en een hoogen boezem. In het algemeen komt afstrooming of afmaling van den cenen b. op den anderen vrij vaak voor: b.v. kan de Raakmaatsboezem (Geestmerambacht) bij Alkmaar afmalen op Schermerboezem, en kan Schermerboezem zijn water laten afstroomen op den boezem van ’t Noordzeekanaal. Vaak is voor een b. een vast peil, het z.g. maalpeil aangenomen, waarboven het water niet mag stijgen; zoodra dit peil bereikt is, moeten de stoomgemalen en molens der polders, die er op uitslaan, worden stopgezet.

Zalk een boezem heet een besloten (b.v. Schermerboezem, Schieboezem). Zie BOEZEMPEIL. Waar zulk een beperking niet bestaat, spreekt men van vrije boezems. Zie voor litt. onder POLDERLAND.

2.Het vooruitspringende deel van een schoorsteen in een vertrek; in woonvertrekken meestal steunende op een schoorsteenmantel, soms van onderen ingevoegden siersteenof natuursteen opgebouwd. Oorspronkel. was de b. de rook- en wasemvang boven de open haardvuren. Thans zijn ze van onderen met een gewelf afgesloten en hebben ze nog slechts een opening, om de kachelpijp door te laten en soms een ventilatiekanaal, b.v. in keukenschoorsteenen. Een b. wordt soms wel op in den muur gemetselde consoles gemetseld of op een vertanding uitgebouwd.