Bloedsdruk Het bloed in de slagaderen staat onder druk: opent men een slagader, dan spuit het bloed eruit. Deze druk noemt men bloedsdruk. Deze druk is natuurlijk niet overal gelijk; hoe verder van het hart of van de aorta men komt, des te lager zal in het algemeen de bloedsdruk zijn. De grootte van den bloedsdruk zal afhankelijk zijn van de werkzaamheid van het hart en den weerstand in de bloedvaten.
Worden de bloedvaten plotseling wijder dan daalt de bloedsdruk, worden zij nauwer, dan stijgt deze. Op de grootte van den bloedsdruk wordt invloed uitgeoefend door de bijnieren. Deze scheiden een stof af (adrenaline), die den bloedsdruk verhoogt, waarschijnlijk omdat zij aanleiding geeft tot samentrekking van de spieren der kleinere bloedvaten. De bepaling van de grootte van den bloedsdruk heeft de laatste jaren voor de geneeskunde beteekenis gekregen. Bij sommige ziekten kan de bloedsdruk aanzienlijk verhoogd zijn. In het algemeen stijgt de bloedsdruk na den middelbaren leeftijd. Een belangrijke blijvende stijging van den bloedsdruk kan de eerste aanduiding zijn van een zich later ontwikkelende chronische nierontsteking. Een sterke stijging van den bloedsdruk kan ook plotseling ten gevolge van emoties tot stand komen.
Zij kan gevaarlijk zijn voor personen met bloedvatenverkalking. Aanzienlijke verlaging van den b. kan zich in den loop van sommige ziekten vooral van acute infectieziekten openbaren, waardoor het leven gevaar kan loopen. De geneeskundige kan door het voelen van den pols eenigen indruk krijgen omtrent de grootte van den bloedsdruk, maar deze methode is verre van nauwkeurig. Tegenwoordig beschikt men over toestellen, waardoor de grootte van den bloedsdruk met voldoende nauwkeurigheid bepaald kan worden. Meestal wordt een toestel van Riva-Rocci gebruikt. Gewoonlijk bepaalt men den druk, die in de armslagader heerscht. Het beginsel van de bloedsdrukmeting is zeer eenvoudig.
Men legt om den bovenarm een caoutchoucband, die men door een luchtpompje of een zg. dubbelballon kan opblazen. De druk van de lucht in den band wordt aan een manometer afgelezen. Men bepaalt nu bij welken druk de pols juist niet meer gevoeld wordt. Deze druk is dan de druk, die klaarblijkelijk juist noodig is, om de armslagader dicht te drukken en dus daar den bloedsdruk te overwinnen. De grootte van den bloedsdruk wordt in den regel in millimeters kwik opgegeven. Bij den normalen mensch bedraagt de bloedsdruk ongeveer 120 millimeter kwik.