Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bevoegde rechter

betekenis & definitie

Bevoegde rechter, de rechter, die volgens de wet bevoegd (en tevens verplicht), is van eene zaak kennis te nemen. — De verschillende soorten van gerechten (hieronder ook rechtscolleges te verstaan) hebben elk een bepaalde soort zaken te berechten, terwijl tevens is geregeld, welk gerecht van een bepaalde soort in ieder voorkomend geval moet rechtspreken (b.v. de rechtb. te Amsterdam of die te Rotterdam). De toekenning van rechtsmacht voor een bepaald soort zaken aan een bepaald soort gerechten noemt men attributie van rechtsmacht; het aangewezen soort gerechten is volstrekt (absoluut) bevoegd (zooals men het noemt: „uit hoofde van het onderwerp des geschils”). De vraag, wie der absoluut bev. gerechten in ieder concreet geval zal rechtspreken, wordt beslist door de bepalingen behelzende de distributie van rechtsmacht; het daarbij aangewezen gerecht heet betrekkelijk (relatief) bevoegd. De hoofdregelen van absolute competentie (bevoegdheid) worden gevonden;

1) voor den Hoogen Raad in artt. 88—93 R. O.; 2) voor de Hoven in artt. 65 — 69 R. O.; 3) voor de arr. Rechtb. in artt. 63 —59 R. O., 435 Rv.; ) voor de kantongerechten in artt. 38— 45 R. O. De hoofdregelen van betrekkelijke bevoegdheid: 1) voor de hoven in art. 69 R. O.;
2) voor de arrond. rechtb. in artt. 126, 127, 314 Rv.; 3) voor de kantongerechten in artt. 97, 98 Rv. In vele gevallen ook wordt door de wet de bevoegde rechter tegelijk absoluut en relatief aangewezen; zoo b.v. voor echtscheiding in art. 262 B. W. Waar de wet spreekt van den „gewonen” rechter, wordt de arrondissementsrechtbank bedoeld (zie artt. 157 Rv., 63 R .0.). Zie voor gevallen, waarin meer rechters zich bevoegd verklaren: JURISDICTIEGESCHIL.