Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beug

betekenis & definitie

Beug, vischtuig bij de zeevisscherij in gebruik, bestaande uit haken en lijnen (hoekwant, zie VISCHTUIGEN), hoofdzakelijk voor de vangst van kabeljauw en schelvisch. De beuglijn is 76 M. lang en voorzien van dwarslijnen of sneuen (24 bij de kabeljauwbeug, 50 bij de schelvischbeug), die ieder aan hun uiteinde een hoek dragen. Twintig beuglijnen aaneen zijn aan een joon*, dat door middel van een baaklijn met een anker wordt vastgelegd, bevestigd en vormen met elkaar een zoogenaamden bak.

De volledige beug nu bestaat uit 10 bakken, of 200 lijnen, die dus samen een lengte van ruim 1.6 K.M. hebben. De hoeken worden geaasd voor de vangst van kabeljauw met prikken of haring, voor de vangst van schelvisch met zgn. „sardijn” (sprot*) en gezouten koelever. De beug blijft gedurende eenigen tijd op den bodem der zee liggen en wordt daarna weer ingehaald.

< >