Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bembo (pietro)

betekenis & definitie

Bembo (pietro) - dichter, geb. te Venetië, 20 Mei 1470, overl. te Rome, 18 Jan. 1547, zoon van Ber nardo B., gezant der Venet. Republiek. Hij kreeg eene zorgvuldige opvoeding en had ook ’t voorrecht de Gr. taal en letterkunde te leeren bij den beroem den Lascaris. Van jongs af heeft hij veel gereisd.

In Ferrara stond hij in liefdesbetrekking tot Lucrezia Borgia*; aan het hof van Urbino verbleef hij 6 jaar, en toen in 1513 Giovanni de’ Medici tot Paus gekozen werd (Leo X), werd hij Secretaris van Z. H. In 1539 werd hij door Paus Paulus III tot kardinaal benoemd; en nadat hij in Oct. van ’t zelfde jaar tot priester gewijd was, werd hij in 1541 bisschop en in 1644 aartsbisschop van Bergamo, al waar hij geen voet heeft gezet. Hij is een der zuiver ste stylisten van zijn tijd, een zeer smaakvol dichter en ook prozaschrijver geweest. Hij en Pietro Are tino* waren op letterk. gebied de twee corypheeën der eeuw van Leo X; de levensgeschiedenis van deze beide mannen geeft ons een treffend beeld der maatschappel., staatk. en wetenschappel. toestan den van Italië in dien tijd. De voornaamste werken van B. zijn; Gli Asolani (1630); Proze delta volgar lingua, Lettere, Rime, enz. Litt.: L. Beccadelli, Vita di Pietro Bembo, Bologna, 1797; Borgognoni, II secondo amore di P. B., Nuova antologia, 1885; V. Cian, Un decennio della vita di P. B., Turijn, 1885; Morsolin, P. B. e Lucrezia Borgia, in Nuova Antol., Vol. Lil, 2e Serie.

< >