Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beeld gods

betekenis & definitie

Beeld gods - in tweeërlei zin: 1) van het goddelijk, ongeschapen even-beeld, waarin God zich zelf voortbrengt: de Zoon (Hebr. 1 :1 Joh. 1 : 18), uit-denkt of uitspreekt: het Woord (Gr. Logos: rede, gedachte, woord Joh. 1 : Iv.v.), uitdrukt: het uit gedrukte beeld (Gr. charakter, stempel Hebr. 1 : 2) Dat beeld behoort tot het Wezen Gods, zie GOD. — 3) van het geschapen evenbeeld, d.i. den mensch, die geschapen is „naar Gods beeld en gelijkenis” (Gen. 1 : 26 v.). Dit b. wordt opgevat, of als de aan leg, bestemming van den mensch om op God te ge lijken, dus zijn ethisch-religieuze aard (zoo Kant), of als bovennatuurlijke gave aan den oorspronkelij ken mensch behalve zijne natuurlijke vermogens, waardoor hij in staat gesteld werd, de volmaaktheid te bereiken (zoo de R. K. theologie), of hetzij be paalde zedelijke kwaliteiten van den oorspronkelij ken mensch (zoo de Luth.) hetzij ook het wezen van den mensch, zoodat alles wat den mensch tot mensch maakt: zijne ziel, met hare vermogens, zijn goed en heilig-zijn, en indirekt ook zijn lichaam tot het beeld Gods behoort (zoo de Geref.). Een en ander is van grooten invloed op de waardeering van den mensch, zijn feitelijken toestand en bestemming, en beslist over den eisch, die aan den mensch wordt ge steld en de wijze, waarop hij — hetzij allengs, langs natuurlijken weg, hetzij op bovennatuurlijke wijze, door verlossing — aan die bestemming kan beant woorden. In elk geval wijst de schepping naar Gods beeld de verwantschap van den mensch en God en daarin zijn adel aan.

< >