Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bak (scheepsb.)

betekenis & definitie

Bak (scheepsb.) - 1) verhoogd voorste gedeelte van een schip. Hierop bevinden zich het ankertuig en de spillen.

2) Aan boord van een oorlogsschip is de bemanning verdeeld in bakken (12 a 14 man sterk). Als chef van een bak fungeert de baksmeester, een onderofficier met den rang van korporaal, die bij afwezigheid vervangen wordt door den zoogen. vicebaksmeester, gewoonlijk den oudsten man van de bak. Een van de jongste matrozen, stokers of mariniers fungeert als bakszeuntje, en is belast met het schoonhouden van het commaliewant (lepels, vorken, enz.) en het verdeelen van het eten.

< >