Bagdad, hoofdplaats van het gelijknamig Wilajet (140.000 K.M2., 850.000 inw.) gelegen in Aziatisch Turkije aan beide zijden van de Tigris, 39° 19' NB., 44° 44' O.L. Het juiste bevolkingscijfer is onbekend en wordt verschillend geschat, maar schijnt tusschen 100.000 en 200.000 te vallen, naar gelang men de voorsteden mede rekent of niet. De inwoners zijn van zeer verschillende nationaliteit, voornamelijk echter van Arabischen en Perzischen oorsprong; ook wonen er vele Joden (± 40.000) en Armeniërs (± 10.000). De laatsten zijn Christenen, maar de niet tot deze beide volken behoorende inwoners zijn Mohammedanen, grootendeels Sjiieten. B. is nog altijd een belangrijke handelsstad ten gevolge van de ligging, want niet alleen is de Tigris een belangrijke verkeersweg, maar te B. loopt ook de groote karavaanweg naar Perzië uit, zoodat de geheele handel van dit land en van de Euphraatlanden hier een middelpunt heeft.
Is eenmaal de veel besproken Bagdad-spoorweg gereed, dan zal B. een der belangrijkste centra van den wereldhandel worden. Overigens heeft het tegenwoordige B. weinig merkwaardigs; de eigenlijke ommuurde stad ligt aan den linker-oever van den Tigris, hoewel het oude B. oorspronkelijk aan den rechteroever lag. De muren dateeren uit de laatste eeuw van het bestaan van het khalifaat der Abbasiden en tot denzelfden tijd behooren ook nog enkele oude bouwwerken, o.a. een minaret en de door den Khalief Mostansir gebouwde Akademie (1232), thans tolhuis, benevens eenige grafmonumenten. Een tramweg voert naar el-Kazimên, met een beroemd en veel bezocht heiligdom der Sjiieten.
G e s c h i e d e n i s. B. werd in 762 door den tweeden Abbasidischen Khalief Mansoer gesticht en bereikte binnen korten tijd een fabelachtigen bloei. Reeds hij liet aan den tegenoverliggenden linkeroever bouwen en nog meer deed dit de bekende Khalief Haroen ar-Rasjïd, zoodat hier van toen af de residentie der khaliefen was. Maar na den dood van Mamoen (833) begon de periode van achteruitgang, nadat reeds in den strijd tusschen dezen khalief en diens broeder Amin in de Westelijke stad groote verwoestingen waren aangericht. In 836 verlegden de khaliefen hunne residentie naar Samarra (verder stroomopwaarts) en bleven aldaar tot 891, toen zij weder, en nu voor goed, naar B. terugkeerden. Zoolang het khalifaat bestond, bleef B. steeds de voornaamste stad van het Mohammed. Oosten, hoewel het nimmer weder den bloei der eerste eeuwen bereikte en de oorspronkelijke stad aan de W.-zijde tegen het einde dezer periode reeds geheel verwoest was.
Een onherstelbare ramp was de ondergang van het khalifaat en de verovering van B. door de Mongolen in 1258, gevolgd door eene tweede verovering door Timoer in 1401, waarbij de geheele stad uitgemoord en geplunderd werd. B. was nu eene provincie-stad geworden en, daar sedert de verwoestende tochten der Mongolen in geheel Voor- en Centraal-Azië handel en verkeer sterk verminderd waren, vermocht het niet, zich weder te verheffen. In 1509 viel B. in de macht van den Safawide Ismaïl van Perzië; in 1534 werd het door den Turkschen Sultan Soliman I veroverd. Met uitzondering van de jaren 1623-1638, toen de Perzen weder meester van B. waren, bleef de stad, evenals het omliggende land, deel uitmaken van het Turksche rijk en werd het de hoofdstad van het Pasjalik van dien naam. De daar bevel voerende Pasja’s bekreunden zich echter weinig om het gezag van de Porte in de jaren, toen voor het Turksche rijk de periode van verval was aangebroken en eerst sedert de vorige eeuw liet zich de centrale regeering weder meer gelden. In 1831 werd B. erg geteisterd door de pest, zoodat het bevolkingscijfer tot 20.000 daalde, maar daarna is het langzaam weder vooruitgegaan, vooral onder het bewind van Midhat-pasja 1869-1872.
Litteratuur: G. Ie Strange, B. during the Abbasid Caliphate; C. Huart, Histoire de Bagdad dans les temps modernes.