Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arkel

betekenis & definitie

Arkel - In den graventijd een der voornaamste heerlijkheden, bestaande uit de stad Gorinchem en de dorpen Arkel, Hoog-Blokland, Hoornaar, Schelluinen, Kedichem, Oosterwijk, Nieuwland en Leerbroek; ook bezaten de Heeren van Arkel leengoederen in Holland (Haastrecht, Stolwijk, Vlist). In 1401 kwam heer Jan XIII van Arkel in botsing met hertog Aalbrecht van Beieren, wat aanleiding gaf tot verschillende oorlogen, waarin de heerlijkheid als zoodanig te niet ging en, na eenigen tijd deel te hebben uitgemaakt van Gelderland, bij Holland werd ingelijfd. Het geslacht van Arkel telt vele opmerkelijke figuren, die zich als staats- en krijgslieden onderscheidden, als: — Jan I van Arkel; onder het bestuur van graaf Dirk III nam hij deel aan diens krijgsbedrijven, voornamelijk tegen den Utrechtschen bisschop Adelbold; ten slotte vergezelde hij hem op zijn krijgstocht naar het heilige land en sneuvelde in 1035 in een slag tegen de Saracenen; — Jan II van Arkel; deze trok met vele Vlaamsche edelen naar Palestina en onderscheidde zich door groote dapperheid; het is niet met zekerheid bekend, of hij op den terugweg te Straatsburg is overleden (1074), of dat hij in 1077 voor IJselmonde sneuvelde. — Jan IX van Arkel, bekend door zijn groote lichaamskracht; van hem wordt verhaald dat hij eens te paard gezeten zijn armen om een balk sloeg en op deze wijze het dier van den grond tilde; hij overleed in 1272; — Jan X van Arkel, gesneuveld in een gevecht met de Friezen bij Alkmaar, 1297; — Jan XI van Arkel; op zijn terugweg van een tocht naar Palestina werd hij bij Genua door roovers van alles beroofd, doch kwam behouden in Gorinchem aan; in een gevecht met de Franschen bij Kortrijk veroverde hij de Fransche banier; overl. 1324; — Otto van Arkel, bijgenaamd de Dappere; overl. 1396; — Jan XII van Arkel, heer van het Sticht; toen in 1340 bisschop Jan van Diest was overleden, benoemde de paus, wiens bemiddeling ingeroepen werd, den Italiaan Capocha tot zijn opvolger; toen deze echter voor de waardigheid bedankte en A. aanbeval, werd deze bevestigd. Toen hij het bestuur aanvaardde, was hij in de kracht zijns levens, vol moed en eerzucht en volleerd in krijgszaken en in de politiek dier dagen.

Hij deed alles wat in zijn vermogen was, om Utrecht op te heffen en de welvaart er te bevorderen: hij leefde een tijdlang in Frankrijk, teneinde de kosten eener hofhouding uit te sparen en loste voor het bezuinigde verscheidene der aan Holland verpande sterkten en sloten in; de graaf van Holland, Willem IV, was hiermede weinig ingenomen, daar met zijn macht over de ingeloste kasteelen ook zijn invloed op het Sticht verdween; de ontevredenheid van den Hollandschen graaf had weldra verwikkelingen met Jan’s plaatsvervanger, zijn broeder Robert, tengevolge. Om zijn gezag in Utrecht te herstellen, sloeg graaf Willem het beleg voor de stad Utrecht, waarop Jan van Arkel uit Frankrijk terugkeerde en een betrekkelijk voordeeligen vrede tot stand bracht. Jan XII van Arkel werd door Van Lennep in zijn De Roos van Dekema omgewerkt tot een romanfiguur. — Jan XIII van Arkel, stadhouder en thesauriergeneraal van Holland; na een tiental jaren dezen post bekleed te hebben, werd hij ter verantwoor-ing geroepen door Aalbrecht van Beieren, tot dezen maatregel aangezet door zijn zoon, Willem van Oostervant; toen Arkel weigerachtig bleef, werd hij te Zevenbergen 3 jaren gevangen gehouden; hij stierf in 1424.