Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Architraaf

betekenis & definitie

Architraaf (Gr. Epistylon), opperbalk, aartsbalk, de horizontaal (als: strek) op de kolommen of op den muur rustende hoofdbalk, het onderste gedeelte van het hoofdgestel. — Op den, uit rechthoekige blokken saamgestelden, a. rust het fries; waarachter de koppen der dwarsbalken, die op den a. steunen, verborgen kunnen zijn. — De a. is bij de verschillende zuilenorden verschillend behandeld; bij de Dorische (zie de plaat Grieksche Bouwkunst) wordt het in ’t zicht komend vlak glad gelaten, bij de Jonische en Korinthische orde is het in drie, trapsgewijs naar boven toe ten opzichte van elkaar vooruitkomende, banen verdeeld. Met de orden is ook de a. overgegaan in de bouwkunst van later tijden, waar de versiering veelal niet meer met die van de oudheid overeenkomt. In de tegenwoordige bouwkunde draagt b.v. ook de lijst, aan de binnenzijde van raam en deurkozijnen getimmerd, den naam van a. Gewoonlijk bestaat deze uit een geprofileerd plat stuk, dat den kozijnstijl bedekt en daaromheen een geprofileerde lijst (z.g. koplat), zoodat de gezamenlijke breedte 16 a 18 c. M. wordt.