Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Agent

betekenis & definitie

Agent - handelsagent: vertegenwoordiger, tusschenpersoon, zaakbezorger, die op last en in naam van zijn lastgever (committent) zelfstandig optreedt. Hij staat niet in dienst van zijn principaal, is dus niet arbeider in den zin der wet. Belooning geniet hij in den regel in den vorm van provisie. Een afzonderlijke wettelijke regeling van het agentschap bestaat hier te lande niet.

Wel in Duitschl.; zie §§ 84-92 Hand. G.B. In het verkeer mist het woord „agent” vaste beteekenis. „Agent” en „agentschap” worden ook gebezigd in den zin van hoofd van een kantoor en bijkantoor. Aldus bijv. „agent” en „agentschap” van de Nederlandsche Bank. Hier is wel dienstverhouding. In het volkenrecht duidt men als agenten aan de verschillende vertegenwoordigers van den staat in het buitenland. Zij worden onderscheiden in diplomatieke agenten, die den staat in al zijne betrekkingen vertegenwoordigen, en andere, die dit slechts doen voor bepaalde hun toevertrouwde belangen (zoo de consuls, die in het bijzonder zijn belast met hetgeen het handelsverkeer en de handelspolitiek betreft).