Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zwezerik

betekenis & definitie

m. (-en), thymus, een tweelobbig orgaan, behorend tot het lymfoïde systeem, dat gelegen is in de borstholte achter het bovenste deel van het borstbeen, en voorkomt bij alle gewervelden.

(e) De zwezerik bereikt bij de mens zijn grootste ontwikkeling gedurende de jeugd en wordt tegen het intreden van de puberteit kleiner, waarbij een met vetcellen doortrokken rest overblijft. De opbouw van de thymus is als bij de meeste lymfoïde organen, nl. een netwerk van reticulumcellen met daartussen grotere en kleinere hoeveelheden lymfocyten. Typisch voor de zwezerik is het ontbreken van lymffollikels in de schorszone (de zone met de grootste lymfocyten dichtheid). De lymfocyten van de zwezerik worden aangeduid als T-lymfocyten; zij zijn van groot belang bij de cellulaire afweer (→immunoglobuline). Vanuit de zwezerik verspreiden deze T-lymfocyten zich ook over de andere lymfoïde organen. Naarmate de puberteit nadert wordt de zwezerik kleiner, maar behoudt nog wel het vermogen T-cellen met een specifieke afweer capaciteit te produceren.

Jonge slachtdieren hebben een relatief grote zwezerik. De zwezerik van een kalf is een gezochte lekkernij, door zijn fijne, typische smaak.

< >