v./m. (zwepen),
1. stok met een gedraaid of gevlochten snoer of een reep leer aan de top om rijdieren aan te drijven; ook b.v. om een draaitol aan het draaien te brengen of te houden: met de — klappen; de erover leggen; (fig.) voortdurend aansporen, aanzetten;
2. slaag met zo’n werktuig: de — krijgen.