staat in de VS, begrensd door Georgia, Noord-Carolina en de Atlantische Oceaan, 80433 km2 (waarvan 2150 km2 water), 2,8 mln. inw. Hoofdstad: Columbia.
FYSISCHE GESTELDHEID. Zuid-Carolina behoort tot 200 km landinwaarts tot de Atlantische kustvlakte der VS. Dit laagland is vruchtbaar maar heeft vele moerassen. De kust heeft in het noorden een zandstrand en is in het zuiden geleed met enkele goede havens. De Low Country gaat via de Sand Hills over in Up Country (gemiddeld 350 m hoog), dat een deel is van het Piedmont Plateau. Het noordwesten is een deel van de Appalachen, met Sassafras (1087 m) als hoogste punt. De afwatering is naar de Atlantische Oceaan.
Het klimaat is in het noordwesten gematigd, in het zuidoosten subtropisch. De warme lange zomers zijn vochtig, de winters zijn zacht. De neerslag bedraagt ca. 120 cm/ jaar. Loofwoud met in de Sand Hills en in het zuidoosten naaldwoud; palmen en olijven nemen ruim de helft van de oppervlakte van de staat in. BEVOLKING. Van de bevolking is 47,5 % urbaan. De zwarte bevolking maakt 30 % uit van de totale bevolking, maar omvatte vóór 1930 meer dan 50 %; velen zijn naar het noorden (industrie) getrokken. De grootste steden zijn Columbia, Charleston, Greenville en Spartanburg. Tot de 45 instellingen voor hoger onderwijs behoren de staatsuniversiteit te Columbia (1801), de universiteit te Clermont (1889), Allen University te Columbia (1870), de militaire academie te Charleston (1842) en vele technische scholen.
ECONOMIE. Mede door goedkope arbeid, veel hydro-elektriciteit, eigen grondstoffen en sinds 1942 modernisering van de haven van➝ Charleston werd Zuid-Carolina van katoenen tabakstaat voornamelijk een industriestaat. De industrie omvat vooral textiel, verder chemicaliën, kleding, papier, hout, voedingsmiddelen en aardewerk. De Atomic Energy Commission beheert bij Aiken de Savannah River Plant. Het aantal agrarische bedrijven daalde tot 39560 met vergroting van de gemiddelde bedrijfsgrootte tot 71 ha. Naast katoen en tabak (3e in de VS) kwam meer verscheidenheid: sojabonen, maïs, perziken (2e in de VS), groenten, veeteelt, kippen, kalkoenen, varkens, grondnoten, pecannoten, zoete aardappelen. In de visserij zijn oesters van belang.
Mijnbouw omvat steen, kleien, zand, grind, vermiculiet (voor isolatie), mica, blauw graniet. Toerisme richt zich naar stranden, kusteilanden, sportvisserij, jacht, staatsparken en historische plaatsen.
GESCHIEDENIS. De Spanjaarden De Quexos en Cordillo bezochten de kust in 1521. In 1526 was er een Spaanse vestiging aan de Winyah Baai. in 1562 een Franse vestiging in Port Royal (tegenwoordig Beaufort) en in 1566 een Spaanse op Parris Eiland, die alle kort duurden. In 1629 schonk de Engelse koning Karel I het gebied aan sir Robert Heath, maar pas onder Karel II ontstond in 1670 een kolonisatie aan de rivier de Ashley. Low Country kreeg plantage-landbouw met slavernij, Up Country werd pas gekoloniseerd na 1729 toen het gebied een kroonkolonie was geworden. Zuid-Carolina was de eerste staat die in 1860 met de VS brak en bij Fort Sunter viel in 1861 het eerste schot in de Secessieoorlog. Wetten van 1895 stelden rassenscheiding verplicht. Deze discriminatie belemmerde de economische opleving tot na de Tweede Wereldoorlog.