Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zijderups

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. (ook: moerbeivlinder, zijdeworm), de larve van de zijdevlinder (Bombyx mori), een insektesoort uit de familie (echte) spinners (Bombycidae), die bij voorkeur op moerbeibomen leeft (e);
2. een drietal Antheraea-soorten, die tussorzijde leveren (tussahspinner);
3. de ailanthusvlinder (familie nachtpauwogen), in China en Japan als zijderups gekweekt.

(e) Bombyx mori kwam oorspronkelijk voor in China en Japan, vanwaar het dier in 526 door monniken naar het westen is overgebracht. In de kustlanden van de Middellandse Zee, waar de moerbeiboom, het beste voedsel voor deze rupsen, goed gedijt, is de teelt tot grote bloei gekomen. In zijn oorsprongsgebied leeft het dier in het wild; door de teelt is het een huisdier geworden. De vlinder kan niet meer vliegen, alleen naar beneden fladderen. Voor de ca. 30000 rupsen, die uit 25 g eitjes (zgn. zaad) kruipen, is in de totale levensperiode van de rups (ca. 38 dagen) ca. 1100 kg moerbeiblad nodig. In de winter worden de eitjes koel bewaard.

In het voorjaar wordt de bewaartemperatuur langzaam hoger gemaakt, nl. 1 °C/dag. Na 25 dagen komen dan de rupsen te voorschijn en verblijven op met papier of gaas bedekte rieten horren. Tegen de tijd van het verpoppen worden aan de rupsen op andere horren (spinkamers) takkenbossen aangeboden. Zij klimmen daarin en bevestigen er het begin van hun cocon aan. De totaal voor een cocon gebruikte lengte draad is ca. 3600 m.

< >