Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

Zierikzee

betekenis & definitie

Ned. gemeente in de prov. Zeeland op Schouwen-Duiveland, 121,50 km2 (waarvan 22,88 km2 land), 9180 inw., 16 % r.k., 43 % n.h., 17 % geref., 8 % overige, 16 % g. kerkg.

Van de beroepsbevolking werkt 13 % buiten de gemeente. Binnen de gemeente ligt de werkgelegenheid vooral in de dienstensector. Zierikzee is vanouds het centrum van Zeeland benoorden de Oosterschelde. De gemeente ontwikkelt zich tot watersportcentrum. Daarnaast is er enige industrie (bakkerijgrondstoffen, dieselmotoren, elektronika). Bezienswaardig zijn het Tempelierenhuis (1350), drie stadspoorten (14e eeuw), ’s-Gravensteen (1368), Sint-Lievensmonstertoren (1454), het stadhuis (15e eeuw) en de vismarkt (18e eeuw).GESCHIEDENIS. Reeds in de 9e eeuw bestond er een nederzetting. Boudewijn V van Vlaanderen (1035—67) bouwde er een grafelijk kasteel, dat in 1048 in handen viel van de Hollandse graaf. In 1248 kreeg Zierikzee van graaf Willem II van Holland het Middelburgs stadsrecht. Door haar gunstige ligging aan een kreek, die uitmondde in de Zuid-Gouwe (tussen Schouwen en Duiveland) ontwikkelde Zierikzee zich tot een handelsplaats. De stad, in de middeleeuwen herhaaldelijk door de Vlamingen belegerd, kwam in de 14e en 15e eeuw tot bloei (export van laken, zout, haring en meekrap; handel met Engeland, de Rijnstreken en de Oostzeelanden) en behoorde tot de Hanze.

In de tweede helft van de 15e eeuw werd de stad getroffen door branden, pestepidemieën, dijkvallen en conflicten met Karel de Stoute en Albrecht van Saksen. De Franse tijd vernietigde wat er aan visserij en scheepvaart nog over was. In de 19e eeuw herleefde Zierikzee vooral als marktcentrum. LITT. J.J.Westendorp Boerma, De hist. schoonheid van Zierikzee (1946); J.J.Westendorp Boerma en C.A.van Swigchem, Zierikzee, vroeger en nu (1972).

< >