Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vloer

betekenis & definitie

m. (-en),

1. vlak gemaakt gedeelte van de grond binnens-of buitenshuis;
2. plaatvormige constructie als verticale indeling en tevens verstijving van een gebouw, bodem van een vertrek en het vlak daarvan, zowel op de begane grond als op een verdieping, m.n. als constructie van hout of ander materiaal; in engere zin de op balken rustende laag planken als meest gewone vorm van zo'n constructie: een vloer leggen; zwevende vloer; ik dacht dat ik door de vloer ging, uitdrukking van grote schrik, ontsteltenis of schaamte; je kunt er van de vloer eten, het is er uiterst zindelijk; veel mensen over de vloer hebben, veel personeel hebben; (ook) veel gasten ontvangen, veel aanloop hebben; hij komt daar over de vloer. bezoekt hen (geregeld); alles over de vloer halen, van zijn gewone plaats; eerst de kinderen van de vloer, naar bed; de vloer met iemand (aan)vegen, hem te grazen nemen, smadelijk verslaan of vernietigend kritiseren;
3. bodem van bouwwerk of constructie; (bakkerij) te veel vloer , van onderen te donker gebakken; (geologie, mijnbouw) het onmiddellijk onder een ertslaag liggend gesteente;
4. fundament, vast laagste niveau; een vloer in de markt leggen.