(traverseerde, heeft getraverseerd),
1.dwars doorlopen, doorsnijden;
2. in de weg komen; ook fig.;
3. (van paarden) dwarssprongen maken; (luchtvaart) zo vliegen dat de lengteas niet samenvalt met de vliegrichting;
4. (een berghelling) schuins afdwalen en beklimmen.