Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Toch

betekenis & definitie

bw.,

1. desondanks, niettemin, evenwel: ze wisten het wel, en werd er nooit over gepraat; 2.ter verbetering van een juist gedane uitspraak; zeker (wel), eigenlijk: heb je op mij zitten wachten? nee, of ja toch wel; in ieder geval, althans;
3. inderdaad, eigenlijk: ik geloof niet dat ik het doe; hij had me toch een wagen! een pracht van een auto; in vredesnaam: wat is er dan -?;
4. in uitroepen van schrik, verbazing, protest, medelijden enz.: jongen toch ! hoe kun je zo iets zeggen!;
5. om een gebod of een verzoek kracht bij te zetten: sta toch stil!;
6. nu eenmaal, in ieder geval: het is toch al laat.