Wat is de betekenis van toch?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toch

toch - Bijwoord 1. gebruikt om iets extra te benadrukken Een rode broek is toch vaak opvallend. 2. in weerwil van iets Het was bar weer maar hij is toch gekomen. 3. om bevestiging vragend Hij is toch naar Amst...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toch

toch - bijwoord 1. ondanks dat ♢ het regende hard, maar ik ging toch naar buiten Algemene uitdrukkingen: 1. sta toch stil [sta eens even stil] 2. ik leer het toch nooit...

2024-04-25
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

toch

althans ‘Was het een vrije oefening?’ vraagt ze en wijst naar de tekening. Mama knikt. ‘Voor hem toch. De eerste keer mogen ze doen wat ze willen. Laten zien wat ze kunnen.’ (Kristien Hemmerechts, Margot en de engelen) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1

2024-04-25
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

toch

Dat is heel lastig. Voor mij toch (in elk geval voor mij).

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

toch

(de, -en) om een eerdere mededeling te relativeren, althans, tenminste: - dat werkt prima, voor mij toch - het gaat uitstekend, toch wat betreft de gezondheid

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

toch

zie krijgen.

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

toch

(?) tw., 1. toch wel, immers, nietwaar. Ik zou je niet meer recht in de ogen kunnen kijken. Dat kan je begrijpen, toch? (Dobru 1968c: 54). Je bent heel anders dan Bisoenlal. Daarom hou je zoveel van me, toch? (Vianen 1973: 127). Een Amerikaan kan het zich permitteren met een open hemd rond te wandelen, hij is een Amerikaan, toch (Doelwijt 1968b: 22...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toch

adv., doch(s), dôch; conj., lykswol, lykwols, dochs.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)