Wat is de betekenis van toch?

2025-05-12
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-05-12
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toch

bw., 1. desondanks, niettemin, evenwel: hoe gaarne ik kom, toch blijf ik thuis; ze wisten het wel, en toch werd er nooit over gepraat; — als versterking van een tegenstellend voegw.: het was wel geen doodzonde, maar toch een bedenkelijke zaak; 2. ter verbetering van een juist gedane uitspraak; zeker (wel), eigenlijk: heb...

2025-05-12
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toch

toch - Bijwoord 1. gebruikt om iets extra te benadrukken Een rode broek is toch vaak opvallend. 2. in weerwil van iets Het was bar weer maar hij is toch gekomen. 3. om bevestiging vragend Hij is toch naar Amst...

2025-05-12
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toch

toch - bijwoord 1. ondanks dat ♢ het regende hard, maar ik ging toch naar buiten Algemene uitdrukkingen: 1. sta toch stil [sta eens even stil] 2. ik leer het toch nooit...

2025-05-12
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

toch

althans ‘Was het een vrije oefening?’ vraagt ze en wijst naar de tekening. Mama knikt. ‘Voor hem toch. De eerste keer mogen ze doen wat ze willen. Laten zien wat ze kunnen.’ (Kristien Hemmerechts, Margot en de engelen) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1

2025-05-12
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

toch

Dat is heel lastig. Voor mij toch (in elk geval voor mij).

2025-05-12
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

toch

echter, niettemin, toch

2025-05-12
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

toch

(de, -en) om een eerdere mededeling te relativeren, althans, tenminste: - dat werkt prima, voor mij toch - het gaat uitstekend, toch wat betreft de gezondheid

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-05-12
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

toch

zie krijgen.