Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

Stuiveling

betekenis & definitie

Garmt, Ned. letterkundige, *21.12.1907 Stroobos. Stuiveling studeerde Nederlands te Groningen.

In 1934 promoveerde hij op Versbouw en ritme in de tijd van ’80, in 1951 werd hij buitengewoon hoogleraar taalbeheersing te Amsterdam en in 1956 hoogleraar Ned. letterkunde (tot 1972). Vanaf 1945 was Stuiveling actief in een groot aantal functies: voorzitter van het Multatuli-genootschap, medeoprichter van het Humanistisch Verbond, lid van de Raad voor de Kunst en voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen. Als voorzitter van de Conferentie der Ned. Letteren zette hij zich in voor de culturele samenwerking tussen Nederland en het Nederlandstalige België. Onder zijn leiding kwamen de uitgaven van de verzamelde werken tot stand van Gorter, Couperus, Multatuli, Perk en Bredero. Werken: Een nieuwe jeugd, een nieuwe wereld (1928), Elementen (1931), De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt (1935), Erasmus (1936), In rekenschap (1941), Een eeuw Ned. letteren (1943), Steekproeven (1950), Triptiek (1952), Het korte leven van J.Perk (1957), Ego en echo (1957), Schets van de Ned. letterkunde (vanaf 1958 geheel door hem verzorgd), Eeuwig gaat voor ogenblik (1965), Wetens en willens (1967), Vakwerk (1967), Memoriaal van Bredero (1970).LITT. J.Florquin, Ten huize van ...8 (1972); W. G.Huygens e.a.,Weerwerk (1973); Lezersmemorie Singel 262 (1977).

< >