Wat is de betekenis van Stuiveling?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuiveling

v., als voorwerpsn. m. (-en), bevroren en daardoor vermolmde turf.

2025-07-16
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Stuiveling

Zie L. J. van Essen.

2025-07-16
Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950

Pieter Scheen (1969)

Stuiveling

Stuiveling - zie J. L. van Essen.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stuiveling

v. (door vorst vermolmde, bevroren turf).

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Stuiveling

Garmt, Ned. letterkundige, *21.12.1907 Stroobos. Stuiveling studeerde Nederlands te Groningen. In 1934 promoveerde hij op Versbouw en ritme in de tijd van ’80, in 1951 werd hij buitengewoon hoogleraar taalbeheersing te Amsterdam en in 1956 hoogleraar Ned. letterkunde (tot 1972). Vanaf 1945 was Stuiveling actief in een groot aantal functies: v...

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stuiveling

Stuiveling - v. bevroren en daardoor vermolmde turf.

2025-07-16
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Stuiveling

Stuiveling, (-en), bevrozen en daardoor vermolmde turf.