Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

stormvloed

betekenis & definitie

m. (-en), sterke verhoging van de waterstand van de zee onder invloed van de wind.

(e) Men noemt vaak een opwaaiing een stormvloed als de waterstand hoger komt dan een peil dat maar eens in de 2 jaar wordt overschreden. De extra verhoging van het water boven het normale getij noemt men opzet: deze hangt af van o.a. de windkracht en -richting, lokaal en over het gehele zeegebied, de plaatselijke situatie en de diepte voor de kust. In een zee met geringe diepte krijgt het water niet de gelegenheid om op grotere diepte terug te stromen, waardoor de verhoging groter kan zijn dan in diepe zeeën. De meeste stormvloeden komen in Nederland en België voor in de maanden nov. en dec., met de hoogste waterstanden bij noordelijke en noordwestelijke wind. Bekende stormvloeden in Nederland zijn o.a. de Sint-Elisabethsvloed (18.11.1421), Allerheiligenvloed (1.11.1570), op 26.1.1682, 14 — 15.11.1775, 4-5.2.1825,14-15.10.1881, 22-23.12. 1894, 12—13.2.1906 (Zuiderzeegebied, 687 km2 overstroomd), 1.2.1953 (in zuidwest-Nederland 2000 km2 geïnundeerd, ca. 1800 doden). In België richtten vooral de stormvloeden van 1377, 1394, 1404 en 1530 grote schade aan. De stormvloed van 1.2.1953 bereikte op vele plaatsen een nog nimmer waargenomen waterstand.

< >